[Bleiswijk, Mr. Hugo Adriaan van]
BLEISWIJK (Mr. Hugo Adriaan van), geb. te Enkhuizen 20 Febr. 1803, overl. aldaar 2 April 1872, was de zoon van Mr. Pieter Adrianus van Bleiswijk (zoon van Mr. H.A. van Bleyswijk (dl. III, kol. 120)) en Sibylla Helena Bruyn.
Hij studeerde te Leiden, waar hij werd ingeschreven 22 Juli 1822 en waar hij 21 Dec. 1827 in de rechten promoveerde op een dissertatie getiteld An pacta contractibus stricti juris adjecta, insint iis ex parte actoris.
Hij werd advocaat in zijn geboorteplaats en in Febr. 1828 gekozen tot lid van den raad, in Dec. 1832 tot wethouder en 18 Oct. 1835 tot burgemeester dier stad benoemd. De stedelijke raad koos hem 1 Juni 1833 tot lid der Staten van Holland, welke hem 8 Juli 1840 als lid der Dubbele Kamer ter beoordeeling van het ontwerp der grondwetsherziening aanwezen. Nadat Noord- en Zuid-Holland, ingevolge de herziene grondwet, gescheiden waren, werd hij 22 Dec. 1840 door de Staten van Noord-Holland, van welke hij bij die scheiding lid geworden was, tot lid der Tweede Kamer gekozen.
Hij was een der meest conservatieve leden; hij werd daarover in de liberale bladen zeer hard gevallen. De Arnhemsche Courant noemde hem het bleitje. Op 5 Juli 1847 werd een zeer afkeurend oordeel over zijn conservatisme in het Algemeen Handelsblad uitgesproken. Dit verdroot hem, die financieel onafhankelijk was, zoozeer, dat hij bij zijn periodieke aftreding tegen Oct. 1847 verzocht, niet meer in aanmerking te komen. Hij werd 8 Juli van dat jaar vervangen. Later heeft hij steeds geweigerd eenige politieke candidatuur aan te nemen.
Op zijn verzoek werd hij om gezondheidsredenen als burgemeester van Enkhuizen eervol ontslagen bij Koninklijk besluit van 12 Sept. 1868, met ingang van 1 Oct. d.a.v.
Hij was ongehuwd.
Ramaer