[Beijer, Carolus Albertus Joannes Augustinus baron de]
BEIJER (Carolus Albertus Joannes Augustinus baron de), geb. te 's Hertogenbosch 29 Febr. 1764, zoon van baron Joh. Franc. Christoph., norbertijner-abt van Hamborn, bisschop van Samaria, overl. te Keulen 21 Apr. 1842. Hij studeerde aan de universiteit te Leuven, doch voor het einde zijner theologische studie trad hij in de adellijke abdij Hamborn O. Praem. in het land van Kleef bij Duisburg, waar ook zijn broeder Victor Deodatus Ferdinandus Josephus, die eenige jaren voor hem stierf, het kloosterhabijt aannam. Hij werd 1787 te Keulen tot priester gewijd, en behaalde den graad van doctor in de filosofie en theologie. 17 Mei 1790 werd hij tot abt zijner abdij gekozen en beleefde 1806 den droevigen tijd van de gewelddadige opheffing en berooving zijner abdij. Hij vestigde zich metterwoon te Dusseldorp totdat hij door den aartsbisschop van Keulen, Ferd. Spiegel, tot zijn wijbisschop bestemd werd. In het consistorie te Rome werd hij 3 Juli 1826 verheven tot bisschop met den titel van Samaria. Daarop werd hij kanunnik van den Dom te Keulen 1 Mei 1827. 1831 werd hij benoemd tot proost van het keulsche Dom-kapittel. Hij verrichtte vele wijdingen in het uitgestrekte bisdom, want ook onder den aartsbisschop Cl. Aug. baron Droste von Visschering bleef hij in zijn ambt van wijbisschop werkzaam. Hij vervulde zijn ambten plichtgetrouw, schuwde geen arbeid of moeite.
Zijn portret werd uitgegeven in het hieronder te noemen werk van Schürmann. Bij zijn dood werd een korte levensbeschrijving gedrukt en verspreid op de aankondigingsbrieven van overlijden, welke herdrukt is in Goovaerts, Ecrivains de l'ordre dé Prémontré I, 57-58.
Zie: Coppens, Nieuwe beschrijving bisdom 's Hertogenbosch II, 312; Schürmann, Altes und Neues von Niederrhein im besonderen über die Praem. Abtei und Pfarrei Hamborn (Duisb. 1897), 110-114; Le Conservateur Belge XIII, 236; Catholyke Nederl. Stemmen (1842), 156; De Norbertijner abdij van Averbode (Averb. 1920), 290.
Fruytier