kwam, werd zij daar verworpen, omdat zij niet met de wet van 1875 overeenkwam. Er kwam nu een nieuwe onteigeningswet tot stand, waarin Bolsward niet genoemd werd, zoodat de lijn overeenkomstig den wensch van Bergsma over IJlst loopt.
In 1879 sloot Bergsma zich in navolging van Tak van Poortvliet (dl. IV, kol. 1295) bij de jong-liberalen aan. Zij voerden oppositie zoowel tegen het kabinet van Lynden van Sandenburg (dl. IV, kol. 937) als tegen het in 1883 opgetredene kabinet Heemskerk (dl. I, kol. 1044). In het algemeen werd door deze kabinetten een gematigd liberale politiek gevoerd, maar deze was niet naar den geest van hen, die toen ultra's genoemd werden.
Daar men de scheuring in de liberale partij wilde doen eindigen, was bij de ontbinding der Tweede Kamer in Oct. 1884 het algemeene wachtwoord, dat de jong-liberalen door meer gematigden moesten worden vervangen. Zoo werden behalve Tak, H.O. Wichers (dl. V, kol. 1120), van Heeckeren van Kell en ook Bergsma op 28 Oct. 1884 niet herkozen.
Hij werd eenigszins gerehabiliteerd doordat hij 2 Juli 1888 in het district Leeuwarden tot lid der Provinciale Staten en geheel doordat hij 5 Juli 1894 door zijn medeleden tot lid der Eerste Kamer gekozen werd. Dit bleef hij tot zijn overlijden.
Hij huwde 18 Apr. 1859 jkvr. Octavia Elisabeth Henriëtte Wichers, geb. 20 Jan. 1835, overl. 19 Jan. 1872. Het huwelijk was kinderloos.
Ramaer