Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 28]
| |
Jan. 1869, was de zoon van Joseph Louis Eugène graat d'Argenteau d'Ochain en Marie Joseph Françoise Antoinette gravin van Limburg Stirum. Hij erfde in 1794 van zijn oom Florimont Claude de Mercy d'Argenteau diens bezittingen en zijn vader nam toen den naam Mercy bij den zijnen voor hem aan. Hij had een militaire opvoeding en werd 1 Febr. 1805 kamerheer van keizer Napoleon I en het volgend jaar gezant van Frankrijk te München, waar hij bleef tot Napoleons val, toen hij naar de Zuidelijke Nederlanden, tot welke Luik nu behoorde, terugkeerde. Op 15 Sept. 1815 benoemde koning Willem I hem tot gouverneur der provincie Zuid-Brabant. In 1816 werd hij in de ridderschap der provincie Luik opgenomen en tot kamerheer des Konings benoemd. Hij had, hoewel goed clericaal, in zijn betrekking als gouverneur den eed aan den Koning afgelegd, maar toen de bisschop van Gent de Broglie een beweging op touw zette om aan de ambtenaren te verbieden, dien eed te doen en hij de gedane eeden nietig verklaarde, waarna hij 8 November 1817 tot deportatie veroordeeld werd (aan welk arrest hij zich door de vlucht onttrok), rezen er bij d'Argenteau bedenkingen over den door hem afgelegden eed op en hij verzocht na eenig beraad ontslag als gouverneur, dat hem 19 Mrt. 1818 met ingang van 2 Apr. d.a.v. eervol verleend werd. Hij bleef kamerheer omdat hij als zoodanig geen eed had behoeven te doen, maar bedankte voor een benoeming tot lid van den Raad van State en ook voor een hem door den Koning aangeboden lidmaatschap der Eerste Kamer om dezelfde reden. Op een feest aan het hof te Brussel op 26 Oct. 1823 vroeg de Koning hem of het waar was, dat hij zijn kinderen in Frankrijk liet opvoeden. Dit bevestigend, zeide hij, dat zijn jongste kind binnenkort ook daarheen zou gaan. De Koning zeide hem, dat hij iets zoo onvaderlandlievends wel zou kunnen en ook gaarne wilde beletten, waarop d'Argenteau antwoordde, dat hij zich dan zoude scheiden van een land, waar zoo iets gebeurde. Willem I zeide toen: Daartoe hebt gij het recht en wendde zich af. Eenige dagen later zond d'Argenteau zijn kamerheer-sleutel aan den Koning terug. Op 14 Aug. 1825 is door den Koning werkelijk het verbod om buitenslands te studeeren uitgevaardigd. D'Argenteau bleef verder ambteloos. Hij huwde 6 Nov. 1803 Theresa Anna Henriëtte gravin von Paar, geb. 12 Juli 1778, overl. 10 Juli 1854, bij wie hij 3 zonen en 2 dochters had. Ramaer |
|