[Altena, Mr. Hector Livius van]
ALTENA (Mr. Hector Livius van), geb. te Blessum, gemeente Menaldumadeel, gedoopt 19 Mei 1741, overl. te Leeuwarden 11 Apr. 1806; hij was de zoon van Henricus Wiardus van Altena, die volgt, en Johanna Hildegond van Glinstra. Hij studeerde te Groningen, waar hij 21 Sept. 1758 werd ingeschreven en in 1764 in de rechten promoveerde.
Hij zette zich als advocaat te Tietjerk (gemeente Tietjerksteradeel) neder en werd in 1782 lid der Staten van Friesland. Hij was een der medestanders van C.L. van Beyma (dl. VIII, kol. 94) en was een der hoofden van het verzet tegen de orangistische meerderheid, eindigend in de verovering van Franeker op 3 Sept. 1787.
Hij werd 16 Oct. 1787 evenals de andere leden van de Franeker vergadering buiten de zoogenaamde amnestie gesloten. Hij vluchtte eerst naar de Oostenrijksche Nederlanden en daarna naar St. Omer. Hoewel hij zeer bemiddeld was, kwam hij daar geheel berooid aan, zoodat hem door de fransche regeering een onderstand van 24 livres per week werd toegekend.
Na den omkeer van 1795 werd hij als een der leden van de provisioneele volksvertegenwoordiging van Friesland aangewezen. Hoewel dit college op 19 Febr. het eerst vergaderde, kwam hij eerst 21 Mrt. uit St. Omer terug en nam dien dag zitting.
Op 23 Juni 1795, toen de keuze voor het definitieve bestuur van Friesland door de bevolking plaats had, werd hij in Dantumadeel tot een der leden voor die grietenij gekozen. Op 30 Mrt. 1796 werd hij in het district Leeuwarden, buitengemeenten, tot lid der Nationale Vergadering gekozen. Hij sloot zich hier bij de radicalen aan en toen C.L. van Beyma op 17 Juni d.a.v zitting nam, werd hij diens volgeling. Later, toen van Beyma te zeer een federalistisch standpunt, vooral op het gebied der financiën, innam, volgde van Altena Vreede.
Op 11 Oct. 1796 las O.G. Gorter, lid voor Oosterwierum, daar v.A. ziek was, een advies van hem voor in zake de verschillen in Friesland tusschen de verbannene leden van het bestuur en de radicalen, die het bestuur in handen hadden genomen. Op 12 d.a.v. werd met 47 tegen 43 stemmen in zijn zin besloten, geen stappen ten behoeve der verbannenen te doen. Daardoor is die provincie nog tot Juni 1798 aan de radicalen en hun wanbeheer overgeleverd geweest.
Op 2 Aug. 1797 werd van Altena niet herkozen, maar wel gekozen in het district Leeuwarden (stad). Deze verkiezing werd wegens daarbij voorgekomen onregelmatigheden ongeldig verklaard, maar op 11 Oct. d.a.v. werd hij in hetzelfde district opnieuw gekozen.
Bij den staatsgreep van 22 Jan. 1798 sloot hij zich bij de bewerkers aan. Hij was van 19 Febr. tot 5 Mrt. en later van 30 Apr. tot 4 Mei 1798 voorzitter van het nu Constitueerende vergadering genoemde lichaam. Op 4 Mei werd een voorstel voor nieuwe verkiezingen gedaan, maar daarbij op het voetspoor van Frankrijk in Oct. 1795 bepaald, dat alle leden ook in de nieuwe vergadering zitting zouden hebben (in Frankrijk was het ⅔ deel geweest).