1911, N. Rott. Crt. Av. 6 en 9 Febr. 1911, Alg. Handelsblad Av. 6 Febr. 1911) en even later in den Larenschen Kunsthandel te Amsterdam (Frans Vermeulen in Elsevier's Maandschrift 1911, II, 79/80, W. Steenhoff in Amst. Weekblad 11 Juni 1911, Alg. Hand. Av. 26 Mei 1911), terwijl in 1913 volgde een tentoonstelling in de kunstzalen van d'Audretsch (zie N.R.C. Av. 5 Dec. 1913). Over het algemeen uitte de critiek zich in zeer waar deerenden zin, al had muen oog voor de klaarblijkelijke gebreken in Zürcher's werk. Op geen enkele der gehouden tentoonstellingen werd echter ooit een zijner schilderijen verkocht.
Van zijn oeuvre, dat een 150tal groote en kleine schilderijen omvat, wordt hier genoemd: de woudprediker, een fantastische voorstelling van een woeste streek bij zonsondergang (in het Rijks-Museum te Amsterdam, cat. no 2745a), een slapend kindje (vroeger in hetzelfde museum, cat. no 2745b, doch door Zürcher's weduwe teruggenomen); Memento Mori, Lentetij (een madonnafiguur oprijzend tusschen licht en bloemen), Freuet euch des Lebens, de Verlosser, Liefdesgeluk, Le baiser, Winterstemming, Avondschemering (alle geëxposeerd op de bovengenoemde tentoonstellingen), Koningin Wilhelmina op het Loo voor het volk staande, de Heilige Ursula (beide thans bij Zürcher's weduwe); La vie morte en Sarah Bernard, een crayonteekening (bij mevr. M. Bekkers - Zürcher te Amsterdam). Eeens heeft Zürcher zichzelf geschilderd als geraamte, zijn tweede vrouw omhelzend. Nog bezitten van hem schilderijen Drs. H. Dolhain te Zutphen, Boud. van der Linde, arts te Hilversum, mevr. de wed. Dammers - Zürcher te Amsterdam mevr. de wed. Douwes Dekker - Hamminck Schepel te 's Gravenhage (portret van Multatuli) e.a. Vele van zijn schilderijen zijn echter te Berlijn achtergelaten in het begin van den oorlog; het is onbekend waar deze zich thans bevinden.
Alleen uit het tweede huwelijk van Jan Zürcher werden kinderen geboren, nl. twee zoons, Wouter en Erik geheeten. De eerste woont als musicus te Amsterdam; de tweede is spoorwegemployé te Utrecht en is in het bezit van langs mediumieken weg verkregen schilderijen van zijn vader.
Zie: A. Plasschaert, Korte Geschiedenis der Hollandsche Schilderkunst, 2de dr. (Amst. 1923), 375; Brinkman's Catalogus; Catalogus Rijks-Museum Amsterdam; verder werd dit artikel samengesteld uit de in den tekstvermelde kritieken en uit familieberichten.
Wijnman