terug en zorgde dat een plaatsvervanger, een pater Capucijn, de parochie verzorgde. Zijn pogingen om de parochie Gierle, toen het concordaat was gesloten, tot een parochie 2e klas te doen verheffen slaagden niet. Hij werd herbenoemd in Gierle, doch slechts als deservitor. Dit was aeen der redenen, dat hij afstand deed, 26 Apr. 1803. In dien tusschentijd had hij alles in het werk gesteld om zijn stichting te Breda als seminarie zoo goed mogelijk in te richten. Hij leidde als president en professor veel priesters op voor het gedeelte van het voormalige bisdom op hollandsch gebied. Bij testament was hij door bisschop Nelis van Antwerpen 11 Aug. 1796 aangewezen als een der uitvoerders. Hij kreeg een legaat wegens bewezen diensten als secretaris van den bisschop, die 21 Aug. 1798 overleed. Met pastoor Ign. van Gils van Breda, evenals hij vicaris-generaal, diende hij 5 Maart 1802 te Rome een smeekschrift in bij den H. Stoel om het bataafsche gedeelte van het bisdom Antwerpen als een afzonderlijk vicariaat in te deelen. Hun pogingen slaagden, omdat het bisdom van Antwerpen werd opgeheven en bij Mechelen gevoegd. Hierdoor hielden ook zijn volmachten als vicaris-generaal op. Hij vestigde zich te Dongen, wegens zijn zwakke gezondheid, waar hij bestuurder werd van een nieuwe congregatie van kloosterzusters.
De Catalogus omnium primorum (Mech. 1824) 88 vermeldt ten onrechte, dat hij overleed als pastoor te Breda.
Zie: Ornatissimo, Doctissimo D. Adriano Oomen ex Teteringen Bredano, philosopho emerito, in publico quatuor paedag. concursu primo in artibus, solemniter renuntiato Lovanii XVI Augusti MDCCLXXX celeberrimo pedagogio Aprensi jam nunc quadruplicem coronam lucrato (Lov. J. Michel 1780) (latijnsche verzen); Bijdr. gesch. Brabant III (1904), 530-41; Krüger, Gesch. bisd. Breda II, 533; de Ram, Synodicon Belg. Episc Antv. III, blz. CXI, CXII, CXVIII, CXIX, 653-55.
Fruytier