nam of verkreeg. Hij zette zich toen als advocaat in den Haag neder. Op 1 Sept. 1801 werd hij tot solliciteur voor de marine benoemd.
Toen er eenigen tijd na den vrede van Amiens in het voorjaar van 1803 weder oorlog met Engeland dreigde, bood hij zijn diensten aan als militair, en naar aanleiding van hem gedane beloften verhuisde hij zelfs met zijn vrouw naar Utrecht, maar er kwam niets van een benoeming.
Toen de raadpensionaris Schimmelpenninck aan het roer kwam, benoemde deze hem 29 Dec. 1805 tot raad van financiën en lid van den prijsraad te 's Gravenhage. Hij bleef dit tot de inlijving bij Frankrijk en verhuisde toen naar Parijs, waar hij raadsheer van den prijsraad werd. Wegens de vele geconfisceerde smokkelwaar was dit een vrij belangrijke betrekking.
Op 8 Aug. 1814 gaf hij deze betrekking op en keerde naar het vaderland terug. Hij werd bij besluit van den Souvereinen Vorst van 9 Febr. 1815 bestemd voor een betrekking in Nederlandsch Oost-Indië, maar hij vertrok daarheen eerst 31 Mrt. 1816. Daar aangekomen, werd hij benoemd tot lid van den Hoogen raad van justitie te Batavia, maar kort nadat hij deze betrekking aanvaard had, werd hij door een beroerte getroffen. Hij heeft, in de hoop, dat rust herstel zou geven, drie maanden verlof verkregen, maar overleed niet lang na afloop daarvan.
Ondaatje was een hartstochtelijk oosterling met edele gevoelens en vele dichterlijke gaven. Zijn patriotsche gevoelens zijn zooals van zoovelen langzamerhand gematigd en in 1814 verheugde ook hij zich in het herstel van het huis Oranje.
Merkwaardig is het, dat hij, de bezielde spreker, in de eerste jaren der bataafsche republiek nimmer een plaats als volksvertegenwoordiger heeft kunnen bereiken.
Hij huwde 7 Mei 1794 Christina Hessel Hoevenaar, geb. in Dec. 1767. overl. 12 Aug. 1818. Zij hadden een zoon, P.P.C. Ortmaer Ondaatje (dl. II, kol. 1021).
Hij schreef: Bijdragen tot de geschiedenis der omwenteling in 1787, 2 dln., (Duinkerken 1791 en 1792); in deze werken komt hij voor het eerst met den naam zijner moeder voor. Zij bestaan voor het grootste gedeelte uit brieven uit den tijd van 2 Aug. 1786 tot 15 Sept. 1787, toen de Patriotten te Utrecht regeerden.
Uitgegeven op zijn drukkerij te Calais: Courier de Calais, dagblad, van 20 Juni 1794 tot 8 Jan. 1795, en Courier du Pas de Calais, dagblad, van 9 Jan. tot 19 Apr. 1795; Prière républicaine, hymnes sacrées et chants patriotiques pour l'usage dans le temple de la raison des républicains de la commune de Calais (1794); verder eenige tabellen.
Later heeft hij als secretaris-generaal een kaart vervaardigd van de verdeeling der Bataafsche republiek in departementen, districten en ringen. Hij bood haar 21 Sept. 1799 aan het Uitvoerend bewind aan.
Zijn portret werd gegraveerd door Chrétien en in zwarte kunst door J.A. Boland.
Zie over hem Mrs. C.M. Davies, Memorials and times of P.P.J. Quint Ondaatje, met zijn portret, in Werken van het historisch genootschap te Utrecht, Nieuwe Reeks No. 13 (1870).
Ramaer