[Nispen, jhr. Mr. Lodewijk Carel Jacob Christiaan Frans van]
NISPEN (jhr. Mr. Lodewijk Carel Jacob Christiaan Frans van), geb. te Chaudfontaine 28 Juni 1790, overl. te Weel 8 Mei 1872, was de zoon van Mr. Jacobus Johannes van Nispen en Marie Barbe Demany.
Hij studeerde in het buitenland en zette zich daarna neder op huize 't Velde onder Warnsveld.
Op 1 Juni 1818 werd hij in het district Doesburg gekozen tot lid der Prov. Staten van Gelderland.
In 1826 werd hij door den vorst van Hohenzollern-Sigmaringen aangezocht om zijn bezittingen, behoorende tot het oude graafschap Berg, te administreeren. Hij ging daarvoor te Ulft en, toen hij 2 Jan. 1830 benoemd werd tot schout van Berg ('s Heerenberg), in laatstgenoemd stadje wonen. Hij gaf laatstgenoemd ambt op toen hij door zijn medeleden in de Staten 5 Juli 1831 werd gekozen tot lid van Gedeputeerde Staten van Gelderland.
Na de herzfening der provinciale wet werd hij 3 Sept. 1850 in het district Doetinchem in de Staten herkozen. In Nov. 1852 ging hij naar het district Zevenaar over en daar werd hij voortaan steeds herkozen, hoewel dit bijna geheel roomsch-katholiek en hij protestant was. Ook als gedeputeerde werd hij herkozen maar op zijn verzoek werd hij 2 Juli 1856 bij zijn periodieke aftreding als zoodanig vervangen. Hem werd door zijn medeleden bij zijn aftreden een fraai kunstwerk aangeboden.
Toen er in het begin van 1870 in het district Doetinchem, in welke stad zijn oudste zoon burgemeester was, een vacature in de Staten ontstaan was, wenschte men daar algemeen dien zoon te kiezen. Om dit mogelijk te maken, nam van Nispen in Febr. 1870 als lid ontslag. Hij was dit meer dan een halve eeuw geweest.
Hij werd in 1818 in de geldersche ridderschap opgenomen.
Hij huwde 2 Dec. 1810 Maria Wilhelmina van Hövell tot Swanenburg, geb. 1 Sept. 1787, overl. 8 Mrt. 1814, en 4 Aug. 1820 Eulalie Louise Bender, geb. 24 Mrt. 1803, overl. 24 Jan. 1873. Uit het eerste huwelijk had hij een jong gestorven dochter, uit het tweede 9 zonen en 3 dochters.
Ramaer