[Nagell van Wisch, Jacob Albert Lodewijk Frederik Karel baron van]
NAGELL VAN WISCH (Jacob Albert Lodewijk Frederik Karel baron van), geb. te 's Gravenhage 17 Jan. 1762, overl. te Wisch 4 Oct. 1831, was de zoon van Johan Herman Sigismund van Nagell tot Wisch en Mauritia Constantia le Leu de Wilhem.
Hij werd in 1785 burgemeester van Zutfen en was bovendien in den bijzonderen dienst van de gemalin van prins Willem Vals kamerheer. Hij werd uit eerstgenoemd ambt gezet in 1795 en bleef buiten bemoeiing met regeeringszaken tot de herwinning onzer onafhankelijkheid. Toen werd hij door den Souvereinen Vorst 29 Aug. 1814 tot lid der Provinciale en 6 Oct. d.a.v. tot lid van Gedep. Staten van Gelderland benoemd. Hij was benoemd als vertegenwoordiger der ridderschap, maar werd 2 Juni 1817 bij zijn periodieke aftreding tot lid der Staten gekozen door de eigenerfden van het district Zutfen; hij gaf het lidmaatschap voor den adel toen op.
Op 27 Nov. 1817 werd hij benoemd tot hoofdschout van het district Breedevoort; met het oog daarop verkreeg hij wegens onvereenigbaarheid dezer betrekkingen ontslag als gedeputeerde. Na het overlijden van zijn ambtgenoot van Nispen tot Pannerden op 29 Juli 1829 werd hij tevens waarnemend hoofdschout in het district Zevenaar.
Bij zijn periodieke aftreding als lid der Staten verzocht hij niet in aanmerking te komen en werd hij 3 Juni 1826 vervangen door het lid van Gedeputeerde Staten Mr. J.H. graaf van Rechteren. Men wist, dat deze, lid voor een roomsch-katholiek district, daar niet herkozen zou worden en daar men hemi als onmisbaar beschouwde, ruimde van Nagell zijn zetel voor hem in. Hij werd 1 Juni 1827 opnieuw, nu weder door de ridderschap, tot lid der Staten gekozen. De drie betrekkingen heeft hij tot zijn dood vervuld.