[Mortel, Mr. Joannes Benedictus Hyacinthus van de]
MORTEL (Mr. Joannes Benedictus Hyacinthus van de), geb. te Boksmeer (gedoopt 21 Aug. 1797), overl. te Rosmalen 21 Aug. 1887, was de zoon van Joseph Franciscus v.d. M. en Maria Francisca Anthonetta Portmans. Hij studeerde te Luik en behaalde daar in 1820 den graad van meester in de rechten. Hij vestigde zich als advocaat in zijn geboorteplaats, werd reeds in 1823 schoolopziener en werd door de eigenerfden van het kiesdistrict Boksmeer 1 Juni 1826 tot lid der Staten van Noord-Brabant gekozen. In de eerste zitting der Staten, die hij bijwoonde, werd hij 4 Juli d.a.v. tot lid van Gedeputeerde Staten gekozen en kort daarna verhuisde hij naar 's Hertogenbosch.
De Staten kozen hem 18 Febr. 1834 tot lid der Tweede Kamer, daardoor hield zijn lidmaatschap van bovengenoemde colleges op. Hij behoorde in de kamer tot de gematigde leden, die meestal met de regeering medegingen.
Op 20 Juli 1836 werd hij benoemd tot rechter in de rechtbank van eersten aanleg te 's Hertogenbosch, hij liet dus nu de advocatuur varen. Op 16 Sept. 1838 bij de reorganisatie der rechterlijke macht werd hij benoemd tot raadsheer in het provinciaal gerechtshof van Noord-Brabant terzelfder plaatse. De gezamenlijke waarneming van dit ambt en het kamerlidmaatschap werd hem op den duur te zwaar, zoodat hij bij zijn periodieke aftreding op 8 Juli 1841 met ingang van Oct. d.a.v. verzocht, niet meer in aanmerking te komen.
Op 27 Juni 1843 werd hij benoemd tot lid der commissie van landbouw inr Noord-Brabant.
In 1847 werd hij tot lid van den raad der stad 's Hertogenbosch gekozen.
Hij was specialiteit op het gebied van waterstaatszaken en was een der drie Noordbrabanters, die op 14 Juni 1847 in een audiëntie bij koning Willem II aandrongen op den aanleg van een afwateringskanaal 's Hertogenbosch - Geertruidenberg. Eerst 36 jaren later is aan dezen wensch tegemoetgekomen.
Bij de verkiezing van candidaten voor de Eerste Kamer op 30 Nov. 1848 werd hij met groote meerderheid in het district 's Hertogenbosch gekozen, maar hij werd niet door den Koning tot lid benoemd.
Op 17 Febr. 1850 werd hij benoemd tot voorzitter van het bestuur van het waterschap van der Eigen en op 26 Dec. 1852 tot voorzitter van het toen opgerichte waterschap voor de uitwatering van de Maas naar den Amer. Wegens gebrek aan fondsen heeft dit waterschap niet anders kunnen doen dan ontwerpen, die niet op omvangrijke opnemingen steunden, maken, en men zag in, dat een uitvoerig ontwerp voor een zoo groot werk alleen van rijkswege gemaakt kon worden. Daarom werd dit waterschap bij koninklijk besluit van 28 Juli 1859 opgeheven en van de Mortel tegelijk eervol ontslagen.