in oostindischen dienst (Nov. 58), was hij van 1858-66 werkzaam op het chem. laboratorium te Batavia, belast met analyses van delfstoffen en aardsoorten. Van 1866-72, na zijn bevordering tot apotheker 2e kl. en zijn plaatsing aan het militair hospitaal te Weltevreden, nam hij het onderzoek van het drinkwater op zich en kreeg hij naam door zijn studie van de kina. In 1872 werd hij benoemd tot scheikundige bij de gouvernementskinacultuur, kort daarna tot adjunct-directeur, waarna in 1875 zijn aanstelling volgde tot directeur dier instelling. Zijn boek De kinacultuur in Azië van 1854-82 (Batavia 1882) is het standaardwerk voor de geschiedenis van dit product. Zijn naam leeft voort in de voornaamste javasche kinasoort van dezen tijd ‘Cinchona Ledgeriana Moens’, afkomstig uit Caupolican in N. Bolivia (vgl. ook het art. Ledger in dit deel kol. 1018).
Zie: Neuhaus, Geneesk. Tijdschr. v. Ned. Ind. XXVI; Tijdschr. der Ver. tot Bev. der geneesk. wetensch. in N.I. dl. XIV, (1872).
Bartelds