levensstrijd. Na beëindiging van zijn dienstverband werd hij vrijburger en vestigde zich als goudsmid, daarbij zijn eigenlijken naam Jehoeve Benjegiehiel Snijder zorgvuldig vermijdend. Het feit dat hij in zijn jeugd en ook op lateren leeftijd lezen noch schrijven geleerd had, stond hem niet in den weg om na verloop van jaren door gelukkige handelsoperaties en welgeslaagde speculaties zich tot een van de aanzienlijkste richards der indische hoofdstad omhoog te werken. Doch op het voorname woonhuis, het tooneel zijner pijniging, moest hij nog lang wachten. Na den dood van de Klerk en diens weduwe kwam het in bezit van Johannes Siberg, die het bewoonde tot 1817. Lambert Zegers Veeckens, de nieuwe eigenaar, deed het reeds in 1819 over aan Miero. Op den dag van den eens bij de drie aartsvaders gezworen duren eed werd Batavia's beau monde genoodigd op een schitterend festijn in het oude huis der dienstbaarheid. Het was onzen parvenu-landheer beschoren dit nog veertien malen te mogen herdenken. Na zijn dood werd het huis in 1843 door de Ned. herv. diaconie overgenomen, later werden er de bureau's voor het mijnwezen gevestigd en thans is het voor 's Lands archief bestemd. Miero's graf moet te vinden zijn op zijn vroeger landgoed Pondok Gedeh achter Mr. Cornelis.
Hij was gehuwd met Annatje Joseph Rubens. Zijn dochter Sewa Dina Miero huwde 2 Dec. 1821 met den notaris J.C. Meijer. De nu nog in Indië levende Miero Meijer's zijn diens afstammelingen.
Zie: de Haan, Oud- Batavia II (Batav. 1922); Nagel, Schetsen uit mijne javaansche portefeuille (1828).
Bartelds