Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Metz, Joannes van Assema]

METZ (Joannes van Assema), geb. te Leeuwarden 13 Dec. 1808, overl. te Rome 4 Oct. 1841. Zijn eerste wetenschappelijke opleiding ontving hij van uitgeweken fransche geestelijken in het pensionaat te Borg bij Munster, dat ook door deftige Nederlanders veel bezocht was. Aanvankelijk bestemde zijn vader hem voor de pleitzaal en liet hem aan de hoogescholen van Munster en Bonn gedurende drie jaren de lessen der wijsbegeerte volgen. In Munster vond hij in den geleerden blinden prof. Schlüter een vaderlijken vriend; zijn omgang met de professoren Windischmann, Klee en Müller te Bonn deed bij hem het plan rijpen om geestelijke te worden; te Rome ging hij de vervulling van dezen wensch zoeken. Gedurende een geestelijke afzondering in het romeinsch retraitehuis St. Eusebius maakten alle vooroordeelen tegen de Sociëteit van Jesus bij hem plaats voor de begeerte om zelf in de Sociëteit te worden opgenomen. 13 Aug. 1831 deed

[p. 1148]

hij zijn intrede. Na herhaling zijner studiën onderwees hij een jaar de philosophie te Ferentino en werd vervolgens aangesteld als repetitor aan het duitsch college. Terwijl hij zich op de godgeleerdheid toelegde werkte hij met groote toewijding onder de talrijke Duitschers en Zwitsers in de gevangenissen van Rome.

Zie: Godsdiensttvriend XLVII, 278-282.

Kleijntjens