[Merlo-Horstius, Jacobus]
MERLO-HORSTIUS (Jacobus), zich ook noemende Meerlaers, van Mierlo of Meerlo, ged. te Horst 25 Nov. 1632, overl. te Roermond in of na 1691, zoon van Joannes en Margaretha M., was doctor in de rechten en advocaat te Roermond, waar hij 6 Febr. 1670 burger werd; hij woonde vroeger eenigen tijd te Kleef. Hij werd 6 Aug. 1680 tot officiaal van het bisdom Roermond benoemd. In 1686 werd hij door het hof van Rome uit zijn ambt ontslagen, omdat hij tegen de canones der kerk, na den dood zijner eerste vrouw een tweede had genomen, waardoor hij irregularis was geworden, en dus on bekwaam om een kerkelijke bediening waar te nemen. Hij genoot 23 April 1682 vrijdom van de meelwaag te Roermond, was in 1690 drossaard der heerlijkheid Horst, waar hij Merlo's hof bezat en als eigenaar daarvan het patronaatsrecht had van het altaar der H.H. Jacobus en Nicolaas in de kerk te Horst. Het geslacht der Merlo's schijnt met hem in mannelijke lijn uitgeslorven te zijn, maar bloeit nog voort in vrouwelijke lijn. De naam zijner eerste echtgenoote is onbekend, de tweede was Elisabeth van Wessem, welke in 1695 als weduwe voorkomt en in 1706 nog in leven was.
Een oudere Jac. Merlo Horstius of Merler komt voor in dl. VII, kol. 859.