Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1038]
| |
het mede te wijten was, dat hij geen geregelde opleiding kreeg en zich zijn leven lang veel zelf heeft moeten leeren. Leupe had dan ook de deugden, maar daarnaast de gebreken van den autodidact. Aan zijn ongeregelde opleiding was het ook stellig toe te schrijven, dat hij in 1827 voor zijn nummer ging dienen en bij de mariniers werd geplaatst. Bij dit corps heeft hij verder gediend en alle rangen tot dien van majoor doorloopen. In 1829 reeds werd hij marinier eerste klasse, kort daarna fourier en in 1834 adjudant-onderofficier. Reeds in 1836 werd hij benoemd tot tweeden luitenant, in 1843 tot eersten luitenant, in 1850 tot kapitein. In deze kwaliteiten heeft hij zeer vele reizen gemaakt en zich bij allerlei gelegenheden verdienstelijk gemaakt. In 1862 werd hij op zijn verzoek gepensionneerd met den rang van majoor. Intusschen had hij voortdurend studie gemaakt van vreemde landen en volken, met name van die in de koloniën; zijn vak zou men de historische geographie kunnen noemen. Het was dus zeer verklaarbaar, dat hij na zijn pensionneering in 1863 als tijdelijk ambtenaar aan het Algemeen Rijksarchief werd verbonden, welk ambt hij tot zijn dood heeft bekleed; hem was de regeling der koloniale en marine-archieven toevertrouwd. Als resultaat van zijn archiefwerk zijn te noemen de Inventaris der verzameling kaarten, berustende in het Rijksarchief. Eerste gedeelte ('s Grav. 1867, 8o) en de Catalogus der verzameling van kaarten van het Ministerie van Marine ('s Gravenh. 1872, 8o). Verder heeft Leupe zeer veel in allerlei tijdschriften geschreven en gepubliceerd. Afzonderderlijk verschenen: Buchler, Scheepstermen en kommandos in de Hollandsche en Maleische talen.... Met een voorberigt van P.A. Leupe (Kampen 1848, 8o; herdr. aldaar 1849, 8o); Reize naar Japan in 1643 van Mrt. Ger. de Vries. Uitg. m. bijl. d. P.A. Leupe. Met aant. van von Siebold (Amst. 1855, 8o); De geschiedenis der mariniers van het jaar 1665 tot op heden (Nieuwediep 1867, 8o), met P.A. van Braam Houckgeest; Geschied- en zeevaartkundige toelichting betreffende eene kaart van de Geelvinksbaai.... volgens de opname van Jacob Weyland in 1705.... ('s Grav. 1866, 8o), met J.M. Obreen; Gregorius Everardus Rumphius, Ambonsch natuurkundige der zeventiende eeuw (Amst. 1871, 4o; Verh. Kon. Akad. v. Wet. XIII). Zie: Wijnmalen in Bijdr. t.d. taal-, land- en volkenkunde van Ned.-Indië, vierde volgreeks V, 232 vlg.; Tijdschr. v. Ned. Indië 1881, 233 vlg.; Vorsterman van Oyen in Ind. Gids 1881, 761 vlg. Brugmans |
|