[Kuipers, Gerrit]
KUIPERS (Gerrit), geb. te Dordrecht 8 Oct. 1706, begraven aldaar 20 Maart 1784, was de zoon van Dirk Kuipers en Aafje Pieters. Hij voer eerst als matroos ter koopvaardij en trouwde 9 Dec. 1731 met Aletta Kooymans Dingemansdr., die 3 Febr. 1744 overleed. Daarna hertrouwde hij 24 Jan. 1745 met Johanna van de Graeff (overl. 22 Oct. 1748) en eindelijk 26 Juli 1750 met Maria van Opstal (overl. 5 Juni 1776). Johanna van de Graeff was bezitster eener muntersplaats in de Munt te Dordrecht. Daar de knaap dezer plaats overleden was, werd Kuipers knaap bij zijn vrouw en ging in de Munt werken. Later in 1752 werd hij hoofdgaarder van 's lands gemeene middelen. Zijn voorliefde voor de natuurkundige wetenschappen deed hem lid worden van het Provinciaal utrechtsch genootschap, en in zijn geboorteplaats, op verzoek van Otto Buck en Johannes Eusebius Voet lessen in natuurkunde houden, die door de aanzienlijkste ingezetenen en vele geleerden werden bijgewoond. Zijn portret werd door A. Schouman geschilderd, en in zwarte kunst gegraveerd, met een 8-regelig onderschrift van Pieter van Braam, die in 1816 een redevoering tot zijn nagedachtenis over hem hield in het genootschap ‘Diversa sed Una’.
Zie: Schotel, Kerk. Dordr. II, 603; Dordr. Ill. II, nos. 3430-32.
van Dalen