[Kuffeler, Willem]
KUFFELER (Willem) zoon van Johannes von Köffler, geb. te Keulen, en van Elisabeth Vijgh gezegd Hardevuist, geb. te Arnhem 1646, overl. te Batavia 9 Maart 1719, waar zijn wapenbord in de portugeesche binnenkerk kwam te hangen. In 1678 ging hij in dienst der O.-I.C. op hetschip ‘Asia’ voor de kamer Amsterdam naar Indië, waar hij in 1681, van sergeant tot provisioneel vaandrig bevorderd, nog dat jaar naar Tandjongpoera gezonden werd ter vervanging van Jan Bervelt als commandant van dien belangrijken vooruitgeschoven post. Het was daar, dat hij een noodlottige fout beging in zijn optreden tegenover het bendehoofd Soerapati. Toen de bantamsche kroonpretendent Pangeran Poerbaja kapitein Ruys had laten weten, dat hij zich wilde overgeven, zond deze den door hem tot luitenant benoemden S. naar P. om te onderhandelen. Die opdracht was al vrij onvoorzichtig, maar de tusschenkomst van K. verergerde de zaak nog. Hij bracht een pardonbrief voor den prins uit Batavia mee, eischte op hoogen toon, dat de condottiere hem de zaak zou in handen geven en overlaadde hem met beleedigingen, toen hij tusschenbeide kwam bij Kuffeler's eisch, dat de prins hem, den compagniesvaandrig, zijn kris zou overgeven. De aldus beleedigde zwoer wraak, overviel eenige dagen later de onzen onverhoeds, zoodat K. na verlies van twintig man, niet dan met de grootste moeite zijn post bereiken kon. Het voorgevallene schijnt Kuffeler, die de hooge bescherming van den G.-G. Camphuys (dl. V, kol. 262) en van diens tegenstander, den directeur-generaal Antonie Hurdt, tegelijk genoot, niet geschaad te hebben, zoodat Valentijn het wel bij het rechte eind kan hebben, als hij beweert, dat Soerapati's brief, waarin hij zich bij de hooge regeering trachtte te rechtvaardigen, in K.'s belang te Batavia verduisterd is. In 1687 tot luitenant bevorderd, bleef hij nog op dezelfde standplaats, tot hij in 1791 hoofd
werd van het garnizoen te Soerasowan, het paleis van den bantamschen sultan, waar hij zich nog in hetzelfde jaar tot kapitein-luitenant benoemd zag. Later als kapitein naar Batavia overgeplaatst, bekleedde hij daar van 1700-04 het schepenambt. In 1712 is hij als kapitein van de Nieuwpoort te Batavia ontslagen. Hij stond als zeer rijk te boek.
Zijn eerste vrouw was Diana Ravenu uit Batavia, dochter van Abraham R. Zij schonk hem 2 zoons, beiden Johannes geheeten en een dochter Johanna, die de echtgenoote is geworden van Mr. Laurens Tolling, verder Willem en Helena. Zijn tweede vrouw was Susanna Duiker, weduwe van Nicolaas Ruyzer, koopman en hoofd te Palicol, bij wie hij geen kinderen schijnt gehad te hebben. Van K.'s zusters zijn Johanna en Elisabeth te Keulen in het huwelijk getreden, een derde zuster Anna Catharina