[Keyl, Antonius Jacobus Josef Joucke Jelger]
KEYL (Antonius Jacobus Josef Joucke Jelger), priester, geb. te Harlingen 16 Oct. 1798, overleed te Loosduinen op Narust, 19 Apr.
1866. Na zijn opleiding als onderwijzer kwam hij als hulp aan de school zijner geboorteplaats. Volgens anderen was hij klerk op een kantoor. Tevens was hij organist van de kerk, waarin Ds. Utberg predikant was. Deze achtte den ijverigen en godvruchtigen jongeling hoog en gaf hem zijn geliefkoosde lectuur, de werken en het tijdschrift van le Sage ten Broek ter lezing. Bij het eeuwfeest van Luther 1817 kon de jonge meester zich niet meer bedwingen, toen op het feestmaal een rhetorische toast op de Hervorming werd gedeclameerd. Hij verklaarde openlijk, dat hij de Hervorming als een jammerlike gebeurtenis beschouwde, waardoor velen waren afgescheiden van de moederkerk, die blijft bestaan als stamboom, terwijl hare losgescheurde takken verdorren en afsterven. Keyl had zich onmogelijk gemaakt. Hij hield zich sterk, gesteund door Utberg, die katholiek werd Dec. 1819. Keyl vertrok near Amsterdam, waar hij onderricht werd door den aartspriester Cramer. Daze zond hem naar Mechelen. Hier ward hij in de katholieke kerk opgenomen, 4 Mei 1820 ontving hij het Vormsel (De Godsdienstvr. V, 92). Aan zijn verlangen om priester te worden werd voldaan. In drie jaar deed hij de humaniora af en begon dan op het seminarie Warmond de hoogere studiën. 23 Dec. 1824 werd hij priester gewijd. Drie dagen later werd hij benoemd tot kapelaan te Berkel Z.H. De ver doorgevoerde heerschappij van het leekenkerkbestuur te Bergschenhoek had geleid tot vertrek van den pastoor en staking der kerkelijke diensten, 24 Nov. 1824. Kapelaan Keyl werd aldaar 24 Jan. tot deservitor benoemd. Door zijn vriendelijke tegemoetkoming wist hij het geschil tot een bevredigende oplossing te brangen. 16 Mrt. werd hij kapelaan te Middelburg en 15 Oct. 1827-32 te Oude Tonge, waar zijn vriend, de voormalige predikant Utberg, pastoor was. 9 Febr. 1836
werd hij bevorderd tot pastoor te Obdam en 25 April 1838 te Zevenhoven. Aldaar had hij ook moeilijkheden met, de oppermachtige kerkmeesters, 24 Aug. 1848 verhuisde hij als pastoor naar Overveen waar hij een nieuw kerkhof aanlegde en de plannen voor een nieuw kerkgebouw tot stand bracht. 1 Sept. 1854 werd hij overgeplaatst naar Naaldwijk. 30 Sept. 1862 vroeg en verkreeg hij ontslag, om zich te Loosduinen in stilte voor te bereiden voor den dood. Pastoor Keyl bleef steeds de steun zijner oude moeder en onderhield een hartelijke betrekking met zijn protestantsche familie. Ruimschoots met talenten begaafd, wist hij op lateren leeftijd deze niet te gebruiken om invloed uit te oefenen. Hij was een gesloten man geworden met een zonderling uiterlijk, weinig gewaardeerd, tenzij door hen, die hem van nabij kenden. Onberispelijk waren zijn administratieve boeken en nauwkeurig zijn brieven-registers. Hij ijverde vooral voor die katholieke gebruiken, welke de Protestanten het hevigst bestrijden. Hij liet een uitmuntende vertaling drukken van het Officium defunctorum. Vele degelijke godgeleerde opstellen ter verdediging