[Kempenaer, jhr. Mr. Onno Reinst van Andringa de]
KEMPENAER (jhr. Mr. Onno Reinst van Andringa de), geb. te Groningen 1 Juli 1801, overl. te Bad Neuenahr 8 Aug. 1868, was de oudste zoon van jhr. A.A. van A. de K., zie kol. 958, en jkvr. A.M.C. Alberda van Ekenstein. Hij studeerde te Leiden, waar hij 24 Mei 1820 werd ingeschreven en 26 Mrt. 1824 in de rechten promoveerde op een dissertatie getiteld De ludo et sponsionibus secundum principia juris hodierni. Hij zette zich als advocaat te de Lemmer neder en werd 1 Juni 1824 in de grietenij Lemsterland door de ridderschap tot lid der Provinciale Staten van Friesland gekozen. Hij volgde zijn vader in Aug. 1825 als grietman van Lemsterland op.
In Juni 1827, na de wijziging van het reglement voor de Staten van Friesland van Aug. 1825, werd hij door de geheele ridderschap van Friesland als Statenlid herkozen.
Op 29 Sept. 1830 ging hij als grietman over naar Rauwerderhem en ging hij te Rauwerd wonen.
Op 10 Juli 1837 kozen zijn medeleden hem tot lid van Gedeputeerde Staten van Friesland; hij ging toen op de buitenplaats Jagtlust in het Oranjewoud bij Heerenveen wonen. Hij bleef dit tot de invoering der nieuwe kieswet in Sept. 1850. Als van ultra-conservatieve beginselen, wenschte hij niet in de nieuwe staten zitting te hebben. Ook toen hij 27 Mei 1856 in het district Sneek weder tot lid der Staten gekozen werd, nam hij deze benoeming niet aan.
Op 9 Juni 1852 hield hij als voorzitter van het