[Kempenaer, jhr. Antoon Anne van Andringa de]
KEMPENAER (jhr. Antoon Anne van Andringa de, geb. te de Lemmer 3 Dec. 1777, overl. te 's Gravenhage 13 Juni 1825, was de zoon van R.L. van A. de K. (1), die volgt kol. 960, uit zijn eerste huwelijk met J.E. d'Arnaud. Toen zijn vader lid van het Wetgevend lichaam werd, wist deze hem 1 Oct. 1802 benoemd te krijgen tot een der 14 drosten in Friesland, en wel in het 5e drostambt, bestaande uit Utingeradeel, Haskerland, Sloten, Doniawerstal en Lemsterland, niettegenstaande dit een rechterlijke betrekking was en hij geen meester in de rechten was. Op 24 Febr. 1806, toen Friesland in 15 drostambten verdeeld werd (alleen de 7 grootere steden waren van deze verdeeling uitgezonderd), werd hij drost in het 13e drostambt, bestaande uit Sloten en de beide laatstgenoemde grietenijen. Hij woonde te de Lemmer.
Toen de landdrosten en kwartierdrosten 8 Mei 1807 werden ingevoerd, werd de titel van de Kempenaer in baljuw veranderd.
Toen de rechterlijke organisatie in 1811 op fransche leest geschoeid werd, werd hij vrederechter in het kanton de Lemmer. Tevens werd hij lid van den consefl général van het departement Frise, terwijl hij den arrondissementsraad van Sneek in 1813 voorzat.
Na de bevrijding werd hij 29 Aug. 1814 door den Souvereinen Vorst benoemd tot lid der Provinciale Staten van Friesland voor de eigenerfden van