als lid van den raad spoedig afliep en de kiezers dan uitspraak zouden kunnen doen.
Inderdaad werd voor de verkiezingen van 15 Juli 1873 een actie tegen hem op touw gezet. De liberale kiesvereeniging Burgerplicht en het liberale Handelsblad, de liberaal-conservatieve kiesvereeniging Grondwet en de conservatieve Amsterdam stelden Jitta niet weder kandidaat. Daarentegen werd zijn kandidatuur gesteund door de roomsch-katholieke kiesvereeniging Recht voor allen en door de conservatieve Amsterdamsche Courant. Het gevolg was, dat hij reeds bij de eerste stemming met vrij groote meerderheld herkozen werd.
Allengs werd de stemming in den gemeenteraad gunstiger voor de maatschappij. Zelfs Mr. A.S. van Nierop (dl. VI, kol. 1061), vroeger een der felste tegenstanders, trad ten slotte als pleitbezorger van de maatschappij op. In lateren tijd had zij nog veel oppositie van den wethouder J. Coninck Westenberg.
Op 1 Nov. 1876 werd het kanaal geopend in tegenwoordigheid van koning Willem III. De feestrede werd door Jitta uitgesproken. Hij wees daarbij op den harden strijd, zoowel op politiek als op technisch gebied, die gevoerd moest worden, en op de moeilijkheden en tegenspoeden op technisch gebied, die alle glansrijk waren overwonnen.
Zonder twijfel is het voor een groot deel aan het doorzettingsvermogen van Jitta te danken, dat de doorgraving van Holland op zijn smalst tot een goed eind gebracht is en dat Amsterdam een goede, zij het ook niet een open verbinding met de Noordzee verkregen heeft.
Een zaak, die zijn groote belangstelling had en die hij op de grondige wijze, die hij gewoon was, bestudeerde, was de faecaliën-afvoer van Amsterdam. Hij verzette zich tegen het stelsel van C.T. Liernur (zie hierover uitvoerig dl. VI, kol. 950). Desniettemin werd het stelsel ingevolge raadsbesluit van 31 Dec. 1879 in een groot gedeelte van Amsterdam ingevoerd. Maar de ervaring heeft hem gelijk gegeven en bij besluit van 30 Jan. 1902 werd het bovengenoemde ingetrokken. Het stelsel Sanchez-Ketjen, waarbij als hoofdproduct uit de faecaliën zwavelzure ammonia verkregen werd, werd door Jitta voorgestaan, maar de invoering in Amsterdam heeft hij niet kunnen bewerken.
Hij bleef totdat de werken in 1882 gereed waren als voorzitter der Kanaalmaatschappij in functie. In dat jaar werden haar bezittingen aan den Staat overgedragen en werd zij ontbonden.
In 1892, ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubileum als lid van den raad van Amsterdam, werd hem door den burgemeester en de raadsleden een eerebeker aangeboden.
In 1895 nam hij om gezondheidsredenen als lid van den raad ontslag en hiermede eindigden zijn bemoeiingen met de publieke zaak.
Jitta was een uitstekend kunstkenner, hij verzamelde een collectie kunstvoorwerpen uit oude tijden, die een goeden naam genoot. Als onder-voorzitter der vereeniging voor hedendaagsche kunst heeft hij bovendien veel bijgedragen om de schilderkunst van zijn tijd tot bloei te brengen.
Hij huwde 10 Aug. 1840 Nanette Dresden, die hem overleefde. Het huwelijk was kinderloos.
Ramaer