van den Prins van Oranje in Brabant. Hij wordt 20 Oct. 1568 bij St. Truiden gewond en door graaf Willem van den Bergh in een brief aan zijn vrouw als gesneuveld opgegeven.
Begin 1570 is hij in Dillenburg bij graaf Jan van Nassau; in een brief van 19 Jan. 1570 noemt Oranje hem een man van eer, maar de soldaten die hij wilde meebrengen zijn niet veel waard.
Later kwam Jeannin op de vloot der Watergeuzen en werd daar kapitein van een schip. Begin Oct. 1571 ligt hij met een paar andere kapiteins in het Nordeney Diep, bij de Ooster Eems, en zeven schepen uit Hamburg, die naar Emden zeilden, vielen den Watergeuzen in handen. Met hun buit kwamen zij 8 Oct. 1571 bij Juist voor anker, om die te verkoopen. De graven van Oostfriesland eischten dat ze hun gebied zouden verlaten, wat de Watergeuzen na eenig tegenstreven ook deden.
Spoedig schijnt Jeannin de vloot weer verlaten te hebben. In Maart 1572 zien wij hem in verbinding staan met Tseraerts, die in la Rochelle soldaten aanwierf. In April 1572 is Jeannin met zijn soldaten in Vlissingen, gaat op verzoek met 40 man naar Veere; op 3 Mei 1572 wordt hij daar door de burgerij goed ontvangen en in de kerk gehuisvest. Kort daarna neemt de spaanschgezinde baljuw hem gevangen, maar hij wordt door de Watergeuzen weldra bevrijd. In 1572 sneuvelde hij tegen de Spanjaarden.
Zie: Schravesande, Tweede Eeuwgedachtenis der Middelburgsche Vrijheid, 195, 196: Groen van Prinsterer, Archives III, 227, 228, 231, 244, 248, 348; Haag, La France Protestante IV (1884), 771; Tadema, Graaf Willem van den Bergh, 77; Franz, Ostfriesland und die Niederlande, 224; Defensionales, in Archief van Emden, 116; Hagedorn, Ostfrieslands Handel und Schiffahrt, 311; Archief van Emden, Vrijbuitersschade Protokol, 20 Febr. 1572.
Vogels