[Jacobi, Petrus]
JACOBI (Petrus), geb. in 1598, overl. te Utrecht 3 April 1661, trad op Woensdag na Pinksteren 1617 in de orde der Dominicanen of Predikheeren te 's Hertogenbosch, waar hij de belegering en inneming van 1629 medemaakte. In 1632 en 1633 was hij vicaris in het klooster te Stratum; in 1636 bevond hij zich in het klooster te Breda en werd met zijn medebroeders bij de verovering dier stad verjaagd. Bij hun vertrek werd hij tot prior gekozen. De Dominicanen vestigden zich toen, op aanraden van den pastoor van Venlo en van den uit 's Hertogenbosch verdreven pater Reynerus Dobbelyns (kol. 399), die genoemden pastoor in zijn bediening bijstond, in deze stad, waar hun inboedel 27 Nov. 1637 aankwam. Zij vestigden zich in een huis, dat dicht bij de St. Joriskapel in de Gasthuisstraat te Venlo lag en dat toen aan het klooster van Calear, als termijnhuis, toebehoorde. Hun tegenstanders wisten echter in of omstreeks 1638 te bewerken, dat ze gedwongen werden de stad Venlo te verlaten. Eerst zochten zij met hun prior een wijkplaats te Straelen, slaagden echter niet en vertrokken einde 1639 naar Gemert, waar pater Jacobi tot 1640 nog het ambt van prior bekleedde en toen naar Utrecht als vicaris der Dominicanermissie vertrok, waar hij overleed.
Zie: B. de Jonghe, Desolata Batavia Dominicana seu descriptio brevis omnium conventuum et monasteriorum sacri ordinis Praedicatorum, quae olim extiterunt in Belgio confoederato (Gent 1717). 102; schrijven van pater A.J.J. Hoogland, O.P., d.d. Rome 30 April 1881, aan Albert,