[Hoop, Cornelia van der]
HOOP (Cornelia van der), ged. te Dordrecht, December 1623, begr. aldaar 24 Maart 1650, was de dochter van Cornelis Jansz. van der Hoop en Digna Beens Hubrechtsdr.
Zij trouwde 18 Juni 1647 met Pieter Coomans van Sittard, kruidenier, overl. 29 Mei 1665, en had één docntertje Anna, ged. 3 Juli 1649, begr. 11 Jan. 1650.
Haar jeugdvriendin was Margaretha van Godewijck (dl. VII, kol. 476), die in 1645 op haar verjaardag schreef: Geboorte-crans opgeoffert aen jonckvrouw Cornelia van der Hoop, waarin zij uitbundig wordt geprezen als ‘Liefhebster van Gods woort, Beminster van den vrede, Voortteelster van de deucht, opqueeckster van de zeden’. Ook schijnt zij verzen geschreven te hebben, want, zegt Godewijck:‘Ick speur alreets in u een strael van Sapphoo's licht’. ‘De versies, die ick las, van u onlanex geschreven, beginnen alreets geur en soete smaeck te geven’. Ook haar schrijfkunst, die haar onderwezen werd door Anthoine de Meurier ‘die dese jonghe Bloem oock aerdigh leerde kennen in harc kintsche jeught den omtreck van de pennen, het hellend' ltaljaens, het loopende courant, het recht opstaende schrift’, werd hoogelijk door Godewijck geprezen en vergeleken bij de schoonschriften van Maria Stricks. Ook schreef zij nog een vierregelig versje onder de afbeelding van haar vriendin, ‘een jonge maeght met wijsheyt seer versiert, van Pallas steets gekroont, van Themis gelauriert’. Verzen noch beeltenis schijnen meer te bestaan.
Zie: Gedichten van Marg. v. Godewijck in de Bibl. der Gem. Dordr. no. 3036 en 3036a.
van Dalen