Bij de verkiezing van een lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 5 Juli 1866 verkreeg van Hoogstraten bij derde stemming evenveel stemmen als Mr. H.F. baron van Zuylen van Nijevelt. De laatste werd door het lot als gekozen aangewezen. Daar er aanmerking op de stemming gemaakt was, nam van Zuylen, die de benoeming In beraad gehouden had, haar niet aan. Bij de nieuwe verkiezing, die 10 d.a.v. plaats had, verzocht van Hoogstraten, die niet van deze omstandigheid wilde profiteeren, zijn medeleden, buiten aanmerking te blijven en werd van Zuylen opnieuw gekozen. Toen er 6 jaren later een rieuwe vacature ontstond, was van Hoogstraten niet krachtig genoeg meer om nog een verkiezing te wenschen Op 2 Apr. 1874 nam hij om gezondheidsredenen ontslag als Statenlid.
Van Hoogstraten behoorde tot een der eerste volgelingen van Groen van Prinsterer (dl. II, kol. 508), van wien hij een bewonderaar en vriend was.
Hij huwde 5 Febr. 1835 Catharina Johanna Susanna van Bijnkershoek van Hoogstraten, welke echt in 1841 gescheiden werd, en daarna 18 Febr. 1857 Maria Wilhelmina Frieswijk, geb. 16 Oct. 1826, overl. 13 Oct. 1899, bij wie hij 3 zonen en een dochter had.
Ramaer