Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 827]
| |
was de zoon van Jacob Hoogewal en Reijnoutie Pullen. Hij was koopman en behoorde reeds in 1787 tot de patriotsche partij. Hij werd 28 Mei 1795 gekozen tot lid der municipaliteit van Amsterdam en moest daaruit ontslag nemen, toen hij 27 Jan. 1796 gekozen was tot lid der Nationale vergadering voor het district Amsterdam 8. Op 31 Mrt. 1796 werd hij door zijn medeleden gekozen tot een der 5 leden van de commissie voor de financiën. Ook in de tweede Nationale vergadering werd hij 10 Oct. 1797 als zoodanig gekozen. Hij behoorde tot de gematigde federalisten en hoewel hij zelden sprak, was hij geenszins een onbeduidend lid. Dit blijkt ook daaruit, dat hij in tegenstelling met velen zijner ambtgenooten later telkens weder in een openbare betrekking benoemd werd. Zijn federalisme ging zoover, dat hij op 2 Dec. 1796 stemde tegen het decreet tot vaststelling van de een- en ondeelbaarheid der republiek, die toen met 75 tegen 23 stemmen werd aangenomen. Den dag na den staatsgreep van 22 Jan. 1798 nam hij als lid ontslag omdat men het reglement eigenmachtig had afgeschaft. Toen na den staatsgreep van 12 Juni 1798 weder verkiezingen voor de volksvertegenwoordiging op 15 Juli plaats hadden, werd hij in het Vertegenwoordigend lichaam niet gekozen, maar wel koos hem het district Amsterdam 9 op 20 Aug. 1798 bij een aanvullingsverkiezing. Hij bleef dit tot na den derden staatsgreep, ingevolge welken dit lichaam 17 Oct. 1801 ontbonden werd. Op 2 Dec. 1802 werd hij in het district Amsterdam 6 gekozen tot lid van het bestuur van het departement Holland. Dit bleef hij tot de ontbinding daarvan op 31 Juli 1805. Op 19 Juli te voren was hij met ingang van 1 Aug. benoemd tot lid van den uit 7 leden bestaanden raad van financiën van het departement Holland. Toen deze raad in Mei 1807 ontbonden werd, werd hij op zijn verzoek niet in het nieuwe bestuur van het nieuw gecreëerde departement Amstelland opgenomen. Hij heeft daarna geen openbare ambten meer bekleed. Ramaer |
|