[Hondius, Willem]
HONDIUS (Willem), plaatsnijder, geb. na 1597 in den Haag, overl. omstr. 1658, zeker voor 1660, vermoedelijk in Danzig. Dat hij de zoon van Hendrik (1) was, en niet, zooals kort geleden nog beweerd werd, van Jodocus (1), is al door Kramm aangetoond, met een verwijzing naar het privilege, dat deze in 1629 voor het door zijn zoon gegraveerde portret van Piet Hein ontving. Daarbij past de onderteekening van de gravure ‘Belegeringe v. Schenkenschans, met alle de nieuwe ‘Forten en de Approchien. - Le siège du fort de Schine’ eto. (Muller, Hist. prenten 1738) met adres: H. en W. Hondius, Plaatsnijders te 's Hage 1635. Zijn vader gaf ook H.'s Portret van Maurits van Nassau van 1623, dat met monogram G.H. is geteekend. H. trad eerst in 1629 tot het St. Lucasgilde in den Haag toe en trouwde daar op 25 Juli 1632 Cornelia van den Ende (dochter van den antwerpschen uitgever Martin van den Enden), die als kraamvrouw op 28 Juli 1633 met hem een testament maakte. Op 19 Dec. 1636 hield H. in den Haag een verkooping wegens vertrek; eenige met later jaartal verschenen werken, waaraan H. medegewerkt heeft (waaronder een boek met ornamenten naar Jacques Caillart, bij C. Visscher 1638), verschenen na zijn vertrek. In hetzelfde jaar 1636 vinden wij hem in Danzig (Kaart van de belegering van Smolensk). Hij was hier zeer geacht en werd met tal ijke opdrachten van het poolsche hof bedacht. Tot 1652 is zijn verblijf daar te volgen. In 1660 wordt hij vermeld als voor eenigen tijd overleden te zijn.
Als graveur van portretten is H. (volgens W. Stechow) een der knapste meesters van zijn tijd. Bovendien maakte hij gravures voor Cats' Spiegel van den ouden en nieuwen tijd naar A. v.d. Venne. Naar de teekening van denzelfde graveerde hij de titelprent voor J. van Eyck, Handvesten, Privilegiën enz. van Zuyd-Hollant. Verder maakte hij een groot getal geographische, historische en militaire kaarten, zoowel in zijn hollandschen als in zijn poolschen tijd (door Block maar gedeeltelijk vermeld). 31 teekeningen (zilverstiftportretten en teekeningen in o.-i. inkt met voorstellingen van poolsche volkstooneelen) zijn, volgens Block, in het Prentenkabinet van het Museum te Danzig.
Hondius graveerde zelf zijn portret naar van Dyck (Block 41); bovendien komt zijn portret voor op een door een onbekend kunstenaar gegraveerd verzamelblad.
Zie: J.C. Block, Das Kupferstichwerk des Wilhelm Hondius. M. alphab. u. chronol. Register, sowie mit Reprod. (Danzig 1891); kritiek en verbeteringen op dit werk door C. Hofstede de Groot in Chronik f. vervielfält. Kunst (Wien 1891) IV, 21; A. v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I (1906), 708; W. Stechow in Thieme-Becker, Allgem. Lex. der bild. Künstler (Leipzig 1924) XVII, 438; Rastawiecki, Poln. Künstlerlex. (Warschau 1850-57) (poolsch) I, 195, III, 236; dez., Stecher- Lexikon (Posen 1886) (poolsch) 128/44 (Katalog der Stiche); [Kopera] Verz. einer Sammlg. poln. Porträtstiche (Graf Hutten-Czapski) (Krakau 1901) (poolsch); Kunst in