Archiv. II, 38-43; Bulletin inst. hist. Belge à Rome III (1924), 53). Dr. Joh. Eckius, prokanselier der universiteit te Ingolstadt, droeg zijn verhandeling over het vagevuur op aan Hezius, 1523. Nicolaus van Winghe, Windesheimer kanunnik te Leuven, droeg de vertaling van de Navolging van Christus op aan zijn vriend Th. Hezius, 1548, op wiens aandrang hij deze uitgaf. De kartuizer Bruno Loër van Stratum droeg aan Hezius op: Joannis Justi Lanspergii Bavari Carthusiani omnium epistolarum ac Evangeliorum dominicalium totius anni enarrationes (Keulen 1541 en opnieuw 1553). De kartuizers, de gebroeders Bruno, Hugo en Theodorus Loër waren neven van Hezius. De H. Petrus Canisius maakte kennis met Hezius tijdens zijn kort verblijf te Luik en bleef hem steeds zeer genegen; hij noemde hem ‘integerrimus Hezius’. Dit bezoek te Luik stond in verband met de hulp die Keulen van Luik verwachtte in den strijd tegen den lutherschgezinden keurvorstelijken aartsbisschop, Herman van Wied. Hezius was door zijn bisschop en kapittel afgevaardigd naar Leuven en daarna naar Utrecht tot den Keizer, om de belangen van het keulsche kapittel tegen hun afvalligen aartsbisschop te bepleiten. Niet alleen in Luik beschermde Hezius den H. Canisius, maar hij steunde hem ook door giften, zooals blijkt uit de brieven van Canisius. Uit het testament van Hezius, uitgegeven door Allard, blijkt zijn vrijgevigheid voor de kloosters, voor de armen en zijn bloedverwanten. Hij stichtte een beurs in het Pauscollege te Leuven voor arme studenten in de theologie, zijn bloedverwanten of inwoners van Heeze, Geldrop en Mierlo. Deze beurs bracht nog, vereenigd met vier andere beurzen en beheerd door het seminarie van Mechelen, 281 frank op. In Handboekje Kath. Eeredienst 1872 p. 354 en bij Coppens en Schutjes staat de
beurs onder den naam van Leonard Hesius. Nog vermaakte hij aan het Pauscollege een erfrente om zijn jaargetij te vieren en al zijn boeken. In de pedagogie de Valk te Leuven stichtte hij twee beurzen voor de studie der filosofie. De voorkeur hadden zijn bloedverwanten en inwoners van Heeze, Leende, Geldrop en Mierlo. Deze beurs, eveneens met andere vereenigd, bracht in 1882 nog 716 frank op (Kerk. Jaarb. 1872, 332).
Onder zijn vrienden, bedacht in zijn testament, geheel uitgegeven in Studiën, merkt men op Henricus Damen van Mierlo, pastoor van Sint Quinten te Leuven, de utrechtsche kanunniken Jan van Steyvorden, zijn biechtvader Petrus van Malen, zijn boezemvriend, Arnoldus van Essche, den bekenden heiligen begijnenvader van Diest, den beurzenstichter Petrus Everaert, pastoor te Riethoven. Onder zijn vrienden mag zeker gerekend worden de beroemde kampenaar Alb. Pighius en vooral, zooals blijkt uit de drukke vertrouwelijke briefwisseling 1522-36, de kardinaal-legaat, Hiëronymus Aleander, onvermoeid bestrijder van het opkomend protestantisme (zie een viertal brieven van D. Hezius aan Hiër. Aleander in Brom, Archiv. in Italië II, 34-43, en brieven aan Hezius aldaar 105-114.)
Dirk van Heeze werd volgens zijn verlangen begraven in de Sint-Lambertuskerk te Luik. Zijn grafstede, waarbij een koperen plaat met de beeltenis van Hezius was opgehangen, verdween bij de afbraak van de luiksche kathedraal door de Franschen.
Zie: de Ram, Notice sur Th. Hezius in Annuaire université Cath. de Louvain 1862, 257-279; H.J. Allard, Dirk Adriaanz. van Heeze (Theodorus Hezius) in Studién op godsd. en wetensch. gebied jg. XVI; dl. XXII (1884),