[Helmont, Franciscus Mercurius van]
HELMONT (Franciscus Mercurius van), ged. 20 Oct. 1614 te Vilvoorde bij Brussel, overl. te Berlijn 1699. Zijn ontwikkeling heeft hij beschreven in het voorwoord tot zijn uitgave van den Ortus medicinae van zijn vermaarden vader Jean Baptiste van Helmont (1577-1644) welke in 1648 (herdrukt 1652) bij Elzevier te Amsterdam verscheen. Een universiteit zou van H. niet hebben bezocht, maar van jongsaf werd hij thuis ingewijd in de scheikunde en geneeskunde. Verder hadden wijsgeerige vraagstukken zijn belangstelling. Hij heeft veel gereisd, bezocht Engeland en hield geneeskundige voordrachten voor artsen te Amsterdam, waar hij een tijd lang heeft gewoond. Vervolgens leefde hij enkele jaren aan het hof van graaf Christiaan August te Sulzbach en ging ten slotte naar Berlijn, waar hij in 1699 op vijf-en-tachtigjarigen leeftijd overleed. Hij was toen o.a. bevriend met Leibniz, die een latijnsch grafschrift op hem vervaardigde. Van zijn werken is het bekendst: Alphabeti veri naturalis hebraici delineatio, quae simul methodum suppeditat juxta quam qui surdi nati sunt sic informari possunt, ut non alios saltim loquentes intelligere, sed et ipsi ad sermonis usum perveniant. Het boekje verscheen in 1677 te Sulzbach in het Latijn en in het Duitsch en werd in 1697 in hollandsche vertaling te Amsterdam uitgegeven. Hij beweerde daarin, dat het Hebreeuwsch de meest geschikte taal was om te leeren aan doofstommen, wijl elke letter den vorm had, welke de stembanden aannamen, wanneer men ze uitsprak! Von Haller karakteriseerde het zeer juist als ‘mirus libellus neque totus inanis’ (Biblioth. medicinae pract.). In onzen tijd werd het als curiosum herdrukt in de Phonetische Bibliothek, herausgegeben von Wilhelm Viëtor (1916).
Verder schreef hij Paradoxale discoursen ofte ongemeene meeningen van de groote en kleyne wereld en speciaal van de wederkeeringe der menschelijke zielen, welke in 1683 te Londen verschenen en in 1693 in hollandsche vertaling te Amsterdam en in 1697 in duitsche vertaling te Hamburg uitkwamen. Vervolgens: Aanmerkingen over den mensch en desselfs siek tens, alles op gewisse en onfeilbare gronden, so van de natuerlijke reden als ervarentheid gevestigd, deel I (meer is er niet verschenen) (Rott. 1692), door Joh. Conrad Amman in het Latijn vertaald (Amst. 1692); Aanhang of mondeling gesprek raakende o.a. de wederkeeringe der menschen-zielen, alsook de uitvindinge der getallen (Rott. 1694); Eenige gedagten rakende de natuur-kunde (Amst. 1690).
Zijn portret is gegraveerd door C. de Mare.
Zie: G.Ph.F. Groshans, Hist. aanteekeningen (1869) I, 26; C. Broeckx, Annales de la société de médecine d'Anvers 1870; Haeser, Geschichte der Medizin II, 347; Daniëls in Biogr. Lexicon der hervorragenden Aerzte.
Baumann