[Heeckeren van Roderlo, Assueer van]
HEECKEREN VAN RODERLO (Assueer van), heer van Roderlo, ged. te Arnhem 23 Nov. 1699, overl. te Zutphen 13 Oct. 1767, zoon van Jacob Derk v. H. van Enghuizen, hiervóór, en van Heilwich Charlotte van Lijnden.
Hij werd. 17 Oct. 1719 als jur. en philos. cand. aan de hoogeschool te Harderwijk ingeschreven, doch kon wegens zijn benoeming tot schepen te Zutphen zijn studiën niet voortzetten. Daardoor niet op de gewone wijze het doctoraat kunnende verkrijgen, werd het hem eershalve geschonken. Van 1719-1749 schepen en daarna tot zijn dood burgemeester van Zutphen, was hij tevens raad en rekenmeester van Gelderland, gecommitteerde ter Staten-Generaal en in de General. rekenkamer en lid van den Raad van State, drossaard (baljuw en dijkgraaf) van Prinsenland, lid der commissie tot beneficieering van den Neder-Rijn en den IJsel en werd 10 Oct. 1753 op voorstel der Prinses-gouvernante en met goedkeuring der Staten benoemd tot curator der geldersche hoogeschool, waarvan hij de belangen met ijver behartigde.
Hij huwde te Brummen 9 Januari 1730 Henrietta Anna Elisabeth Agatha Walrave van Laer, vrouwe van Kell. Rees, Engelenberg en Lichtenberg, geb. op LichLenberg, ged. te Silvolde 12 Januari 1711, overl. te Zutphen 25 Nov. 1756, dochter van Hendrik, heer van Kell enz., en van Johanna Henriëtte van Keppel.
Uit dit huwelijk 5 kinderen, o.a. Jacob Derk Carel v. H. v. Kell, die voorgaat.
Zie: Kobus en de Rivecourt, Biogr. Wdb.; Herald. Bibl. (1882), 99; Nederl. Adelsboek(1925), 182, 183; Mbl. Nederl. Leeuw XXXVII, 367.
Regt