[Heeckeren van Kell, Jacob Derk Carel van]
HEECKEREN VAN KELL (Jacob Derk Carel van), heer van Ruurloo, Kell, Engelenburg en Lichtenberg, geb. te Zutphen 31 Oct., ged. 1 Nov. 1730, aldaar overl. 11 Juli 1795, begr. in de St. Walburgskerk 16 Juli, zoon van Assueer v. H. van Roderlo, die volgt (kol. 729) en van H.A.E.A.W. van Laer, vrouwe van Kell, Engelenburg en Lichtenberg.
Hij studeerde sedert 11 Mei 1750 in de rechten te Leiden, waarheen Johan Philip Goths, oud 34 jaar, zijn paedagoog, hem vergezelde. Reeds in 1747 was hij begiftigd met het rentmeesterschap van het geestelijk rentambt Borculoo, werd kamerjonker van prins Willem IV en 29 Nov. 1752 in de ridderschap van Zutphen beschreven. Achtereenvolgens werd hij burgemeester van Groenloo en Zutphen, extraord. raad in het Hof van Gelderland, gecommitteerde ter Generaliteit en in den raad van State, markrichter van Angerloo, 1792 tot 1795 scholtus binnen en buiten Zutphen, landdrost van Zutphen, opperstalmeester en kamerheer van prins Willem V, van 23 Maart 1792 tot zijn dood curator der hoogeschool te Harderwijk (vanwege het quartier van Zutphen) en hoogbaljuw van Sluis.
In 1769 verdacht men hem van spionnage aan het Hof, ten behoeve van den hertog van Brunswijk (van Hardenbroek, Gedenkschr. I, 326). Mogelijk ten onrechte. Wegens zijn lidmaatschap van den Raad van State hield hij meestal te 's Gravenhage verblijf; hoewel landdrost van Zutphen, was hij niet, als gewoonlijk, tevens president van gedeputeerde Staten; dit ambt werd respect. door J.A. van Heeckeren van Enghuysen en A.R. van Heeckeren van Suyderas waargenomen. Hij was een algemeen geacht man en werd dan ook niet in 1795 van zijn posten vervallen verklaard maar men liet hem (wellicht óók omdat hij aan een slepende ziekte leed) tot zijn dood in het rustig bezit daarvan blijven.
Hij was te 's Gravenhage 20 November 1771 door den waalschen predikant aan het Hof getrouwd met Johanna Juliana van Wassenaer, geb. te 's Gravenhage 24 Dec. 1739, overleden op het kasteel Ruurloo 12 Nov. 1811, dochter van Pieter v. W. van Starrenburg (dl. II, kol. 1534) en van Anna Arnoldina van Boetzelaer. Uit dit huwelijk sproten drie kinderen, waarvan de zoon Willem Hendrik Alexander Carel volgt. De oudste dochter Sophia Wilhelmina Petronella (1772-1847) was een vrouw met buitengewone gaven; zij huwde in 1808 met Jacob Unico Willem graaf van Wassenaer Obdam (dl. II, kol. 1539) en werd als douairière van W. grootmeesteres der koninginnen Frederica Louisa Wilhelmina en Anna Paulowna. De jongste dochter Louise Wilhelmine Fréderique barones v. H. v. K. (1778-1851) huwde in 1814 met Ds. Hermanus Johannes Woldringh, eerst predikant te Ruurloo en sedert 1814 rentmeester van het kroondomein te Rozendaal, overleden 1833.
Zie: Nederl. Adelsboek (1925), 183; Herald. Bibl. (1882), 100; Wapenheraut VIII, 451; van Hardenbroek, Gedenkschr. (waarin hij steeds voorkomt als v. H. v. Kell).
Regt