bleef hij dit ambt tot 1699 bekleeden: hij werd 7 April 1690 geadmitteerd in de ridderschap van Zutphen, 25 Febr. 1691 raad en rekenmeester van Gelderland, en 20 Febr. 1706 in de plaats van Johan van Lintelo benoemd tot landdrost van de Graafschap Zutphen; hij werd voorzitter der gedeputeerde staten uit het quartier van Zutphen en stond 19 Febr. 1740 zijn ambt van landdrost af aan zijn zoon Frans Jan (kol. 722), echter zijn rang in de vergaderingen behoudende, dien hij pas 22 Nov. 1747 nederlegde. Wegens Gelderland was hij gecommitteerd in de admiraliteit op de Maze en in de generaliteits-rekenkamer.
Hij huwde in Sept. 1691 met Heilwiclh Charlotta van Lijnden, geb. 1661, overl. te Zutphen 2 Juli 1728, dochter van Frans (dl. VII, kol. 807) en van Charlotte van Brienen. Uit dit huwelijk sproten 6 kinderen o.a. Frans Jan (uit wien de takken van H. van Enghuizen, de Cloese en van Suideras), Assueer (uit wien de takken v. H. v. Roderlo, v. Kellen v. Twickel) en Walraven Robbert (uit wien de takken v. H. v. Bartham en v. Brandsenburg). Deze drie zoons komen in dit deel voor.
Zie: Nederl. Adelsb. (1925), 176, 177, 211; Herald. Bibliotheek (1882), 89; Wapenheraut XIII, 237; Hora Siccama, Aant. op het Register Journaal v. Huygens, 312; Mbl. Ned. Leeuw XXXVII, 320; Scheltema, Staatk. Nederland; Bouman, Gesch. Geld. H.S. II, 213, 214; Ridderschap van Zutphen, 145.
Regt