Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 723]
| |
Hij studeerde sedert 16 Dec. 1711 te Leiden in de rechten, was burgemeester der stad Doetinchem, werd 16 October 1716 beschreven in de ridderschap van Zutphen, 25 Oct. 1716 landrentmeester-generaal van Gelderland; gecommitteerde ter admiraliteit van Friesland en in 1728 in die van de Maze; gecommitt. ter staten-generaal en in den raad van state; in Oct. 1735 wegens het quartier Zutphen benoemd tot curator der hoogeschool te Harderwijk, richter van Doesburg voor welk ambt hij in 1740 bedankte, toen hij in dat jaar, bij afstand van zijn vader, landdrost van de Graafschap werd. In 1747 werd hij president der gedeputeerde staten en was ook gecommitteerde tot beneficieering van den Neder-Rijn en den IJsel, welk ambt hij in 1750 overdroeg op zijn zoon Jacob Adolph. Hij wordt geroemd als een verstandig, voornaam en voorzichtig regent, die de hem opgedragen commissies met veel tact volvoerde. Hij huwde op den huize Almelo 24 Febr. 1722 met Transisalana Charlotta Juliana Agnes Adelheid des H.R.R. gravin van Rechteren, geb. 2 Dec. 1704, overl. op kasteel Enghuizen 4 Juli 1757, begr. te Zutphen, dochter van Adolf Hendrik v. R., heer van Almelo en Gramsbergen, en van Sophia Juliana des H.R.R. gravin von Castell - Rüdenhausen. Zij wonnen 16 kinderen, waarvan Jacob Adolph volgt en August Robbert v. H. van Suideras op kol. 729 voorkomt. Zie: Herald Bibl. (1882), 90; Nederl. Adelsboek (1925), 177; Scheltema, St. Nederl.; Bouman, Gesch. Geld. H.S. II, 14, 210, 217; Mbl. Nederl. Leeuw XXXVII, 368; Ridderschap v. Zutphen, 158. Regt |
|