eenigen tijd bezet was door belgische soldaten en vervolgens een tijd verlaten lag, eer hollandsche troepen het kwamen bezetten. Toen de afscheiding van Belgié een feit was, werd v. Hecke deken van Huist en van geheel Zeeuwsch-Vlaanderen, 25 Febr. 1833, dat, thans los van Gent, geplaatst was onder het gezag van den zaakgelastigde van den Paus in den Haag, Mgr. Antonucci 1832-1841. Als deken van deze verlaten streek genoot van Hecke buitengewone volmachten en was hij in eer en aanzien als een bisschop. Zijn onderhoorige priesters vonden in hem een vertrouwden raadsman en leider, die hun in alles met voorbeeld voorging. 1841 kwam Z. Vlaanderen onder het bestuur van den vicaris, later bisschop, van Breda. 1843 werd voor Westelijk Zeeuwsch Vlaanderen het dekenaat van Aardenburg opgericht, een verlichting voor den hulsterschen deken, daar hij van die streek door den Braakman gescheiden was. Voor de versiering zijner kerk in Hulst, voor het onderwijs en voor de armen zijner parochie was hij onvermoeid in de weer. Hij richtte een klooster van onderwijszusters op met pensionaat voor de buitenparochies. Als deken zag hij de opleving der Katholieken. Hij zegende de nieuwe bidplaatsen in, en vervulde de formaliteiten voor de opgerichte parochies te Terneuzen 1844, Axel 1861, Nieuw Namen 1859. Nieuwe kerken, welke de plaats van onooglijke schuren en gebouwen innamen, zegende hij in te St. Janssteen 1857, Ossenisse 1855, Nieuw Namen 1860, en Rapenburg 1861. Deken van Hecke stierf plotseling; de plechtige uitvaart, onder grooten toeloop van volk en priesters, werd gecelebreerd door Mgr. van Genk, hulpbisschop van Breda. De pastoor van Axel, P. van Wees, hield de lijkrede.
Het portret van den diepbetreurden deken in steendruk (fol.) vindt men nog in vele huisgezinnen.
Zie: Krüger, Gesch. bisdom Breda IV, 369; Kerkelijke Courant kath. Ned. Stemmen XXX, no. 406, no. 408.
Fruytier