Van Hasselt behoorde tot de vrienden en geestverwanten van J.D. van der Capellen tot den Pol en deelde diens geestdrift voor den amerikaanschen vrijheidsoorlog en voor de zaak der Patriotten. Zoo kon Gijsbert Jan van Hardenbroek hem noemen als den mogelijken schrijver van Aan het volk van Nederland. Onafhankelijk en vrij als hij was, verkocht van Hasselt 3 April 1781 zijn buitenplaats ‘Empe’ en vertrok op het schip ‘South-Carolina’ onder commodore Alexander Gillon naar de Vereenigde Staten. Over Cuba kwam hij in Charleston, van waar hij in het eind van 1783 nog eenmaal naar het vaderland overstak, om er voor zichzelf en Gillon geld op te nemen bij Lodewijk en Hendrik Hovy te Amsterdam. In Charleston terug werd hij koopman en zijdekweeker. Zijn wederwaardigheden werden 1792 nog samen gevat in een brief van Théophile Cazenove uit Philadelphia aan Hendrik Hovy geschreven: ‘Van Hasselt a beaucoup d'esprit, mais point d'argent. II cherche à persuader quelques propriétaires de terre à établir chez eux des Borderijen à l'instar de ceux d'Hollande, après avoir infructueusement essayé de faire de la soie.’ In 1807 verkocht hij zijn laatste bezittingen in Nederland, o.a. de Caterstede ‘de Krume’. Daarna werd niets meer van of over hem gehoord.
Over van Hasselt, die in latere werken veelal abusievelijk J.C. wordt genoemd, zie: Vervolg op Wagenaar I, p. 167; De Vaderlander III, p. 193 v.; Gedenkschriften van G.J. van Hardenbroek III; Brieven van en aan Van der Capellen; van Wijk, De Republiek en Amerika; de Jong, J.D. van der Capellen; Mansvelt, Middelen van Redres in Tschft v.d. Ndl. Mij v. Nijv. en Handel, Mei en Juni 1925; Meded. der Familievereeniging ‘Van Hasselt’ ao 1926 (niet in den handel); van Winter, Het aandeel van den Amsterdamschen Handel aan den Opbouw van het Amerikaansche Gemeenebest.
van Winter