wegens zijn ziekte werd ingetrokken. Kort daarna overleed hij.
Hij was eigenaar (1676) van een land in de omgeving van Mr. Cornelis, waar later het buitenverblijf van den G.-G. v. Imhoff zou verrijzen. Deze gronden kwamen nl. na zijn dood aan Jacob Pelgrom, wiens dochter de schoonmoeder werd van genoemden landvoogd.
Hij was 6 Juni 1675 gehuwd met. Maria Pit. geb. te Paliacate, overl. vóór 1695, zeer waarschijnlijk de dochter van Laurens Pit, die in 1652 opperhoofd aldaar was. Dit huwelijk bleef kinderloos. Bij een gewezen slavin Roselijn van Makassar had hij drie kinderen: Willem, geb. 1683, Salomon, en Eva, gehuwd met Bathasar Ravensberg, boekhouder. Deze drie erfden een derde van zijn nalatenschap. In zijn testament beval hij, dat zij bij de moeder zouden blijven; sedert 1649 was het trouwens verboden om halfbloeds naar Nederland over te voeren en zelfs mannen, die met een ‘mixtiesche’ gehuwd waren, een resolutie, waaraan echter niet de hand gehouden is. De verbodsbepaling tegen het repatrieeren van burgers, die een inlandsche vrouw tot echtgenoote hadden, dateerde reeds van 1617. Uit deze makassaarsche Hartsinck's zijn geen personen van beteekenis voortgesproten.
Zie: de Haan, Priangan I; dezelfde, Oud- Batavia I en II; Wagenaar, Vad. Hist. XV, 309.
Bartelds