[Hartsen, jhr. Cornelis]
HARTSEN (jhr. Cornelis), geb. te Amsterdam 23 Januari 1823, overl. te Hilversum 11 October 1895. Hij behoorde tot een oude amsterdamsche koopmansfamilie. Hij was tal van jaren lid van de firma Gebr. Hartsen. Bij de Koloniale tentoonstelling van 1883 was hij voorzitter der jury. Niet alleen op het gebied van den handel, maar ook op het terrein der staatkunde heeft hij zich bewogen. In 1859 werd hij tot lid der Eerste Kamer benoemd, wat hij tot 1877 bleef, toen de Provinciale Staten van Noord-Holland hem niet herkozen. Hij behoorde tot de conservatieve partij en liet zijn politieke beginselen vooral ten opzichte van het beheer der koloniën aan het woord komen, waardoor hij in de Kamer meer dan één Minister van Koloniën en in het algemeen de veroveringsplannen tegen Atjeh bestreed. Bij de samenstelling van het Kabinet Mackay in 1888 nam Hartsen daarin zitting als Minister van Buitenlandsche Zaken, in welk ambt hij werkzaam bleef tot den zomer van 1891 en de regeling van de surinaamsche Lawa-quaestie tot stand bracht. Ook maakte hij zich verdienstelijk door de Conventie over de visscherij en den drankverkoop in de Noordzee en door het brusselsche tractaat over de slavernij en den kusthandel.
Zijn portret is gelithografeerd door F. Hart Nibbrig.
Zie: De Nederlandsche Almanak 1896. Met portret.
Hoogeveen