Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Haer, Bonifacius van der]

HAER (Bonifacius van der), geb. te Leeuwarden 13 Jan. 1778, overl. aldaar 1 Nov. 1827, was de oudste zoon van Hendrik v.d. H. en Anne Charlotte Didier de Boncour. Hij werd 24 Maart 1797 als student in de rechten aan de hoogeschool te Franeker ingeschreven, maar is niet gepromoveerd. Hij werd in 1801 griffier van het departementale gerechtshof van Friesland en in 1811 griffier van de rechtbank van eersten aanleg te Leeuwarden. Uit deze nam hij nog in hetzelfde jaar, omdat van hoogerhand druk op de rechters werd uitgeoefend, en zaken aan hare berechting willekeurig werden onttrokken, ontslag.

De Souvereine Vorst benoemde hem 13 Dec. 1813 tot commissaris-generaal in het departement Friesland en hij beheerde die provincie met een ambtgenoot tot de komst van den gouverneur, die 20 Apr. 1814 den dienst van hen overnam.

Bij souverein besluit van 29 Aug. 1814 werd

[p. 660]

hij voor de eigenerfden der grietenij Haskerland tot lid der provinciale Staten van Friesland, en op 12 Oct. d.a.v. tot lid van Gedeputeerde Staten benoemd.

Hij was een zeer invloedrijk lid van dat college, en werd bij zijne aftreding om de 3 jaren niet alleen telkens in Haskerland herkozen, maar bovendien telkens in Gaasterland; op 1 Juni 1827, toen de verkiezing in districten plaats had, werd hij in Heerenveen en in Dronrijp gekozen. Hij nam steeds voor Haskerland, in 1827 voor Heerenveen zitting.

Hij huwde 1 Nov. 1808 Barbara Jetske Anna Knock, geb. 30 Nov. 1781, overl. 9 Apr. 1853, bij wie hij een zoon had.

Ramaer