GICHTEL (Johan Georg), geb. te Regensburg in 1638, overl. in 1710. Toen hij na een zwervend avontuurlijk leven de werken van Böhme had gelezen, vormde hij met eenige aanhangers een soort huiskolonie te Amsterdam. Elders, te Leiden, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht vormden zich kringen van ‘Gichtelianen’ of ‘Engelenbroeders’ die den band met de kolonie aanhielden. Toen zijn dweepzucht en verbeeldingskracht tot het krankzinnige naderden verliep zijn aanhang. Alleen Johann Wilhelm Ueberfeld bleef hem trouw en gaf na zijn dood zijn werken uit: ‘Böhme wilde werken en bidden, Gichtel bidden en niet werken’. In prachtuitgave zag het licht: Eine kurtze Eröffnung und Anweisung der dreyen Principien und Welten im Menschen.... Abgemahlet und vorgestellt durch J.G. Grabern und J.G. Gichteln. Im Jahr Christi 1696. Zum Druck befördert im Jahr 1723. Bij zijn leven verscheen: Theosofia practica.... twee deelen in 1701; herdrukt met nog drie deelen in 1708; met bovendien nog twee deelen in 1722. In de uitgave van het laatst genoemde jaar verscheen ook een levensbeschrijving: Der wundervolle und heilig geführte Lebenslauf.... Alles is nog eens herdrukt te Parijs in 1899. Ook een tegen-
[pagina 605]
[p. 605]
stander beschreef zijn leven: Johan Gustav Reinbeck.... Nachricht von Gichtels Lebelauf und lehren (1732), reeds te voren verschenen in Berlinische Hebopfer.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. III, 244-246; J. Reitsma, Gesch. v.d. Hervorming en de Herv. Kerk (3e dr. Utr. 1916), 657-660; Bibliotheca theol. et philos. (L.B., Burgersdijk en Niermans 1900), 208, 648 (no. 16878).
Auteursrecht onbekend