zijn Festus Hommius. Zijn aanhangers te Rotterdam en elders werden door de Remonstranten ‘slijkgeuzen’ gescholden. De magistraat van Rotterdam schreef na zijn uitbanning ter verdediging een Cort bericht van de redenen, waarop na enkele dagen van hem een Teghenbericht verscheen. Beide werken zijn in 1612 nog eens in één bundel uitgegeven. Te Edam gaf hij uit: Proefken van de schadelijcke verschillen.... (Amst. 1613). Na zijn dood verscheen: Corte waeraehtighe Onderrichtinge ofte Beschrijvinghe van de Proceduren... (z. pl. 1614).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. III, 231-233; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl. 152, 161, (1908) Bijl. 110; J. Reitsma, Gesch. v.d. Herv. en de Herv. Kerk (3de dr. Utr. 1916), 497-499; W.P.C. Knuttel, Ned. bibliographie van kerkgesch. (Amst. 1889), 27, 109; J.I. van Doorninck, Bibl. v. Ned. anonymen en pseudonymen (1870), kol. 379; dezelfde, Vermomde en naamlooze schrijvers (Leid. 1883), kol. 457.
Knipscheer