rius geboren is te Hermée aan de Maas. Dit dorp ligt niet bij Maaseyck maar bij Herstal, en op eenigen afstand der Maas. Piron heeft begrepen, dat noch in de buurt van Maaseyck, noch in geheel België een dorp of gehucht Hemert te vinden is en wil de vraag aldus oplossen. Jöcher, Allg. Gelehrten Lexicon II, 352 (ed. 1750) noemt hem ‘Poeta van Maestricht, dather er seinen Zunahme bekommen’. De geboorteplaats van G. is in werkelijkheid te zoeken tusschen Maas en Waal. V.d. Aa, Aardrijkskundig woordenboek meent, dat hij geboren is te Ophemert, Tielerwaard, aan de Waal. Meer waarschijnlijk is echter Nederhemert in den Bommelerwaard, Gelderland, dat aan de Maas ligt. Ook waren zijn ouders afkomstig van
Bemmel of Bommel. Het rweinige dat men met zekerheid over Gamerius weet is meest gehaald uit de uitgave zijner werken. F. Neve,
Mém. sur le collège des trois langues à Louvain, 339, zegt van H. Gamerius van Maaseyck (dit Mosaeus), dat het niet bewezen is, dat hij te Leuven aan de universiteit studeerde. Hij behaalde den graad van licentiaat in de medicijnen. Daarna kwam hij als leeraar in de grieksche taal aan de universiteit te Ingoldstadt. In latijnsche verzen hield hij een lofspraak over deze taal, Dec. 1564. Het volgend jaar liet hij aldaar zijn Bucolica latina drukken. Van Gameren verlangde naar de Nederlanden terug te keeren, waarschijnlijk, toen de universiteit overging in de handen der Jezuieten. Herlog Albrecht van Beieren beval hem aan in een schrijven uit München 5 April 1568 aan de universiteit van Leuven (afgedrukt in Annuaire de l'univ. de Louv. XII (1848) 183-184). De hertog was den dichter zeer genegen, die den titel droeg van: ‘poeta laureatus, comes palatinus caesareus en minister ducis Bavariae per Belgium,’ in de tweede uitgave 1568 bij Plantijn te Antwerpen van zijn Bucolica latina adimitationem principum poetarum (Ruelens et de Backer, Annales Plantiniennes I, 80-81.) Plantijn droeg het werk op aan den hertog Albrecht. Nog in het jaar 1568 komt van Gameren voor als bestuurder der latijnsche school te Tongeren. 1571 was hij professor aan de veel bezochte latijnsche school te Harderwijk in Gelderland (Corresp. de Plantin I, 244). Hier moest hij waarschijnlijk wijken voor de troebelen. Daarna vindt men hem verbonden aan het huis van Don Jan van Oostenrijk. 1578 gaf hij te Luxemburg een boek van 206 blz. in 4o uit Vera et simplex narratio eorum quae ab adventu D. Joannis Austriaci supremi in Belgio pro Catholica Majestate Gubernatoris....
gesta sunt. Het werk bevat een latijnsche vertaling van brieven en akten van den vorst aan de Staten en aan de voornaamste personen. Uit de weinig nauwkeurige opsomming der werken van H. Gamerius bij Sweertius en Foppens ziet men, dat hij optrad tegen de leer van Luther en polemiek voerde.
Hurter, Nomenclator lit. (ed. 1892) I, 14 noemt hem terloops en vermeldt zijn dood 1580 met een verwijzing naar Mederer, Annales ingolstad. I, 281. De overige reeds vermelde schrijvers kennen geen jaartal of plaats van overlijden.
Fruytier