[Fockens, Herman Frederik Theodorus]
FOCKENS (Herman Frederik Theodorus), geb. te Windeweer (Gr.) 21 Dec. 1794, overl. te Amersfoort 17 April 1868. Hij studeerde te Groningen in de godgeleerdheid en werd predikant te Goëngarijp 10 Maart 1816, te Hellum 9 Febr. 1817, te Twijzel 13 Dec. 1818; emeritus 1 Juni 1867. Hij was gehuwd met Christina Elizabeth Hooglandt. Hij schreef in Jaarboeken voor wetenschappelijke theologie (1851), 603 vv. een Proeve van verbeterde overzetting des O.V. en ondernam daarna een Vertaling van de historische boeken des Ouden Testaments I (Fran. 1853) II (Fran. 1855). Voorts vervolgde hij van der Palm's Salomo (zie dl. V,kol. 430-433) in: Salomo's Spreuken (c. 25-29) in vertoogen twee deelen (Leid. 1842 en 1844). Daarenboven verscheen: Vertoogen, schetsen en tafereelen.... (Gron. 1843); J.H. van der Palm als Bijbeluitlegger, redenaar en schrijver gekenschetst (Leyd. 1841); Job in zijn dichtspreuken (Gron. 1830); Verhandeling over Rom. 7 ('s Gravenh. 1833) opgenomen in Verhandelingen van het Haagsch genootschap; Commentatio de Jobeïde (Zutphen 1836); Vijf en twintig jaren.... (Sneek 1843); Pulchra Jobeidis loca (Amst. 1844); De dichterlijke boeken des O.V. vertaald.... l (Job) (Leeuw. 1845); De Heilige Schrift des O.V. volgens Jezus en Zijn apostelen (Amst. 1848); Academia Groningana.... (Fran. 1850); Het Godgeleerde Groningen van vroegere en latere dagen in Nieuwe Jaarboeken voor wetensch. theologie (1863), 367-427. Het werk van zijn zusters De nagedachtenis van Lucas Fockens
(zie dl. I, kol. 867) voorzag hij van een voorrede en hielp hij mee uitgeven. Op 24 Mei 1850 benoemde de academische senaat to Groningen hem tot doctor honoris causa.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. III, 78-80; Kerkelijk Handboek (1911) Bijl. 153, 188, (1914), 153; Academia Groningan? MDCXIV-