tot de heerschende kerk. Hij vertaalde nog Franc. Roccius, Merkwaardige aanmerkingen, in 2 tractaten, het eene over schepen en vragtgelderen, en het andere over assurantiën enz. Uyt het Lat. en Ital. Alsmede het Reglem. der Assurantiën en Haverijen van Hamburg. Uyt het Hoogd. (Amst. 1737).
Hij ondertrouwde te Amsterdam den 10den April 1727 met Maria Magdalena van Collen (1700-1778), een dochter van Mathijs van Collen en Maria Magdalena de Martinen.
Zie: J. te Winkel, De Ontwikkelingsgang der Ned. Letterkunde III (1910), 446; Catalogus Bibl. Ned. Letterkunde te Leiden I, 91; Witsen Geysbeek, Woordenboek van Ned. dichters II, 293; Genealogie-Feitama in Ned. Heraut I, 61-78; F.J.L. Krämer, Bescheiden betreffende de Doelisten-beweging te Amsterdam in 1748 (Bijdragen en Mededeelingen Hist. Genootschap, 28ste deel, 1907, 342 e.v.); N.J.J. de Voogd, De Doelistenbeweging te Amsterdam (1914), 86 e.v.; en de verdere literatuur over deze beweging; F.L. Hartong, Reg. Protocollen Notarissen, i.v.
Wijnman