[Feitama, Eduard]
FEITAMA (Eduard), geb. te Amsterdam 24 Jan. 1662, aldaar ongehuwd overl. 5 Aug. en begr. 9 Aug. 1737 in de Nieuwe Kerk, kunstminnaar en dichter. Hij was een zoon van den dichter Sybrand Feitama (1) (dl. I, kol. 848) en Elsje Rooleeuw en werd den 10en Febr. 1692 te Amsterdam in de Doopsgezinde Kerk der Vereenigde Vlaamsche en Waterlandsche Gemeente gedoopt. Men heeft van hem gelegenheidsgedichten in den trant van zijn tijd; verder vindt men o.a. gedichten van hem in Arnoud van Halen's Pan Poëticon verheerlijkt (uitg. 1773) en in het Stamboek op de papieren Snijkunst van Joanna Koerten (1735) en schreef hij een dichterlijke opdracht voor de gedichten van zijn vader. Zijn zinspreuk was ‘E fonte sincero’ (zijn initialen Ed. Feitama Sybrsz.).
Men moet hem niet verwarren met zijn neef Eduard Feitama Jacobsz (1656-1713), op wien een gedicht voorkomt in den dichtbundel van bovengenoemden Sybrand Feitama.
Een derde Eduard Feitama, zoon van Sybrand Jedesz. Feitama, was geboren te Harlingen, verhuisde na zijn huwelijk met Geertje Cornelisdr. van Loekhorst in 1642 naar Haarlem en werd aldaar leeraar bij de Waterlandsche gemeente der Doopsgezinden.
Zie: Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon, l.v.; F. van der Haeghen, Dictionnaire des Devises des Hommes de Lettres etc., i.v. ‘E fonte sincero’; Lidmatenboek der Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam (Doopsgezind Archief aldaar); Sybrand Feitama, Christelijke en Stigtelijke Rijm-oeffeningen (1684), Inl. en 213; Catalogus Bibl. Ned. Letterkunde te Leiden I, 533, 534, 542, 572; Genealogie-Feitama in Ned. Heraut I, 61-78; Familie-aanteekeningen Feitama-Rooleeuw in Maandblad Ned. Leeuw, (1924), 48; van der Aa, Nieuw Woordenboek Ned. Dichters, i.v.; Navorscher (1852), 142.
Wijnman