FEENSTRA (Pieter Wepkes), geb. te Franeker in 1768, overt. te Sneek (?) 23 Aug. 1858, zoon van Wepke Feenstra en Trientje Pieters. Hij studeerde in de godgeleerdheid te Franeker en aan de doopsgezinde kweekschool te Amsterdam; werd predikant te Holwerd in 1792, te Sneek in 1797. Een gouden eerepenning mocht hij verwerven voor zijn antwoord op een prijsvraag van het ‘Nut’ over armenzorg en de middelen om armoede te voorkomen. Hij werd emeritus 29 Mei 1842. In zijn tijd had te Sneek de vereeniging plaats van de oudvlaamsche en waterlandsche gemeente aldaar op 13 Juni 1838. Hij schreef: Leerrede en gebed op den dank- en bededag, 22 Febr. 1809... (Sneek 1809). Op 10 April 1842 mocht hij nog het nieuwe kerkgebouw te Sneek inwijden. Na verkregen emeritaat trad hij nog meermalen op.
[pagina 535]
[p. 535]
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek v. Protest. Godgel. in Ned. III, 28 v.; Doopsgez. Bijdragen (1890), 92, aant. 3, 116-123; Jaarboekje voor de Doopsgez. Gemeenten (Amsterd. 1850), 9, 48; Catalogus der werken over de Doopsgez. in de bibl. der Ver. Dpsgez. Gem. te Amst. (Amst. 1919), 312. Vgl. Doopsgez. Jaarboekje voor 1921 (Assen 1920), 23-28.
Auteursrecht onbekend