[Ens, Johannes]
ENS (Johannes), geb. te Kwadijk 9 Mei 1682, overl. te Utrecht 6 Jan. 1732. Zijn vader was Cornelis Ens (zie boven). Hij studeerde in de godgeleerdheid te Leiden en werd predikant te Beets (N.-H) in Maart 1707. Hoewel hij einde 1717 of begin 1718 te Lingen (Pruisen) ‘het koninglijk diploma tot het professoraat heeft bekomen’, was hij in Jan. 1719 nog te Beets. Reeds op 10 Mrt. 1720 werd hij predikant te Utrecht, na enkele weken (22 April) ook buitengewoon hoogleeraar. Zijn inaugureele rede hield hij op 3 Juni De persecutione Julianea. Op 4 Jan. 1723 werd hij gewoon hoogleeraar in de godgeleerdheid. Toen hij het rectoraat neerlegde op 18 Maart 1728 hield hij een rede De academia omnium praestantissima (in druk verschenen). Zijn oratio inauguralis te Lingen verscheen als De sacrorum librorum studio atque ejusdem fatis (Lingae 1719). Tegen Sions Worstelingen van Jacobus Fruytier (zie dl. VI, kol. 525 v.), verschenen in 1715, schreef Johannes Ens, onder den schuilnaam Daniel van der Heijde, Ouderlingsprotest en raad.... (Amst. 1715); daarna, onder den schuilnaam Hoseas Stigtenius, Satans verantwoording op de vraag waarom hij sommige menschen heeft aangezet om de regtsinnige.... schriftenvan de salige professor Coccejus te lasteren (Lingen 1715). Anderen zeggen dat niet Joh. Ens, maar Hero Sibersma (zie dl. I, kol. 1472) de schrijver van dit werk is. Fruytier schreef nu: Verantwoording aan de christel. synode te Woerden over: Sions Worstelingen (Rott. 1717) en Vervolg van de Verantwoording (Rott. 1718), waartegen Ens uitgaf: D. Jac. Fruytier adversus D. van der Heyde apologia, en Fruytier
wederom: Afgeperste verantwoordinge van Jac. Fr., tegen twee faamrovende schriften van D. Johannes Ens, het eene uytgegeven onder een vermomde naam van D. van der Heyde, het andere uytgegeven en gedrukt te Lingen (Rott. 1720). Voorts schreef Ens: Kort historisch berigt van de publieke schriften rakende de leer en dienst der Nederduytse kerken van de Vereen. Ned., zijnde de formulieren van eenigheid en liturgie..... (Utr. 1733), na zijn dood uitgegeven door zijn broeder Regnerus Ens, predikant te Zwolle, en meermalen herdrukt, zelfs tot in 1861. Eindelijk is van hem bekend: Bibliotheca sacra, sive diatrihe de librorum novi testamenti canone (Amstel. 1710); Aanmerkingen over Jes. 11 en 12.... (Amst. 1713); Testimonium de Ecclesia Virgine (1721); Tafereel der wereldse vermakelijkheden.
Zijn portret werd gegraveerd door J. Folkema naar een schilderij van J.G. Colasius in de universiteit te Utrecht.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb.