Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Emden, Jan Gerritsz van]

EMDEN (Jan Gerritsz van), geb. 30 April 1561, waarschijnlijk te Emden, overl. te Dantzig 7 April 1617. In 1597 werd hij leeraar der Doopsgezinden te Appingedam, in 1606 te Haarlem, in 1607 vertrok hij naar Pruisen en Dantzig. Hij schreef (Catalogus v.d. bibliotheek der Ver. Dpsgez. Gemeente te Amsterdam (1888), 269; uitg. (1916), 240, noemt echter ‘Jan Gerritsz’ den schrijver; zie in dít deel van het Biogr. woordenboek op Gerrits (Jan)): Vijf stichtelijcke predicatiën....; alsmede [in den tweeden druk o.a.]: Drie stichtelijcke predicatiën, van een mede-hulper in de christelijcke religie, diemen gemeenelijck de Waterlandsche Gemeente noemt.... (2e dr. Amst. 1650); het jaar van de eerste uitgave is onbekeud; de tite] wordt in

[p. 471]

den genoemden Catalogus van 1888 anders opgegeven.

Er bestaan eenige portretten van hem.

Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. III, 227; S. Blaupot ten Gate, Gesch. der Doopsgez. in Gron. I (Leeuw. Gron. 1842), 58 v., 64; W.J. Kühler, Het socinianisme in Nederland (Leid. 1912), 107-112; Inventaris der archiefstukken in de Ver. Dpsgez. Gem. te Amsterdam II (1884), 433-440; Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900), 775, no. 309, 310; S. Hoekstra, Beginselen en leer der oude Doopsgezinden (Amst. 1863), 192, 287, aant. 2.

Knipscheer