[Elikink, Bernardus]
ELIKINK (Bernardus), geb. te Amsterdam in 1701, overl. te Papendrecht 21 Juli 1767, begr. te Dordrecht 28 Juli 1767 in de Groote Kerk. Hij werd 1 Oct. 1731 proponent, 10 Febr. 1732 hulpprediker te Benschop en 30 Maart d.a.v. predikant aldaar, terwijl hij 26 Dec. 1734 te Papendrecht kwam.
Ds. Elikink was lid, misschien wel eerelid van het dordtsche dichtgenootschap ‘Constantia et Labore’, dat in 1755 bij Abraham Blussé zijn Proeve van Zedepoëzy uitgaf, opgedragen aan Mr. P. Boddaert, advocaat te Middelburg. In dien bundel vindt men een gedicht van hem, getiteld Kerszang van Dichtlief en Goedhart, dat twintig bladzijden beslaat, maar niets bevat, dat naar poëzie zweemt, terwijl verder Vreugdeklanken worden aangetroffen, den predikant na zijn ziekte toegezongen, en een Dankbetuiging van hem zelf aan de ‘Trits van Dichteren’, om ze te beloonen voor ‘de beleefde tonen’. Voorts is er nog een gedicht, een schildering van den Duivel inhoudende.
Hij schreef ook: Samenstel van goddelijke waarheden.... Nevens een kort begrip van hetzelfde samenstel (Dordr. 1749) en Stichtelijke Gezangen op nieuw gemaakte wijzen naar de beste smaak, die door Ds. Ahazuerus van den Berg in 1769 te Amsterdam werden uitgegeven, gelijktijdig ‘met muziek voor de zang en het clavier’ en zonder muziek.
Hij vervaardigde een grafschrift op Albertus Alting, predikant te Sliedrecht (zie dl. I, kol. 92), terwijl hij verder de dichter is van Gezang 132 (Herv. Gezangboek).
Uit een brief aan zijn vriend, Mr. P. Boddaert, 25 Juni 1756, blijkt, dat hij getracht had de Psalmen van Dathenus ‘buiten te werpen’, hetgeen echter niet gunstig werd opgenomen.
Zie: Handschrift met levensbijzonderheden Bibl. Mij. v. Ned. Lett. Cat. I, blz. 54. no. 870; de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. II, 720 v.; R. Arrenberg, Naamregister van Nederd. boeken tot 1787, 157, 422; Kerkelijk Handboek 1907, Bijl. 149, 1910, Bijl. 152; H.H. Borger, Ons Kerkboek (Rott. 1907), 305; Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenboek II, 276-284; Schotel, Kerk. Dordr. II. 188, 402; J.L. van Dalen, Papendrecht, 43, 44; aant. in Archief der gemeente Dordrecht.
van Dalen