Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 442]
| |
1746, als opvolger van Gerardus Ignatius de Waghener, kanunnik der domkerk en als zoodanig 23 Juni 1746 ingehuldigd. Den 27sten Febr. 1748 werd hij tevens in de plaats van Petrus Antonius Petit tot secretaris van het kapittel aangesteld. Hij stichtte in 1781 in de kathedraal een familiegraf voor zich en zijn broeder Rutger Joseph van D., die volgt, en diens nakomelingen. Hij zelf zou echter in dat graf niet begraven worden. Hij moest op zijn ouden dag de opheffing van het kapittel nog beleven. Hij verwijderde zich echter niet en zijn kanunnikdij werd 5 Mrt. 1804 geliquideerd op de som van 1511 franken en 20 centimen en hem werd een jaarlijks pensioen van 1000 franken toegekend. Zie: Jos. Habets, Geschiedenis van het tegenwoordig bisdom Roermond III, 120-121; A.F. van Beurden, Genealogie van Dunghen in Limburg's Jaarboek (1898-99), 18-19; dez., De handelingen van den Magistraat der stad Roermond (1715-1762) in hetz. jaarb. (1905), 241, (1906), 225-226. Verzijl |
|